Jack Bardwell
Jack Bardwell is een Britse ruimtelijk kunstenaar en ontwerper. Hij bedient zich van fictie, performances en fysieke installaties om ons gebruik van ruimtes te bekritiseren en mensen in staat te stellen zelf in te grijpen in de gebouwde omgeving. Hij is de oprichter van ‘The School within The School.
Toen ik het project ‘The School within The School’
Hier vind je meer over het project: Future Architecture Platform.
Voor meer over het Black Mountain College: Black Mountain College.
Zie James C. Scott, Domination and the Arts of Resistance: Hidden Transcripts (Yale University Press, New Haven 1990).
Voor meer over ‘Department 21’: Brave New Alps
Tijdens mijn onderzoek was de ballroomscene de enige plek van nu die ik vergelijkbaar vond met mijn romantische kijk op de cabarets in combinatie met het Black Mountain College. Ik ben een paar keer naar balls geweest die werden georganiseerd door het Kiki House of Angels
Voor meer infomatie over The Kiki House of Angels, zie hun Facebookgroep: The Legendary Int. Kiki House of Angels
Ik weet weinig van de geschiedenis van dit soort groepen, maar wel dat ze voortkomen uit gemarginaliseerde groepen die voor elkaar hun eigen supportnetwerk moesten opzetten. Dat gebeurde in de vorm van ‘families’. Je hebt een moeder en/of vader van het huis, je hebt huizen, dat wil zeggen verschillende groepen die met elkaar wedstrijden aangaan, en er zijn internationale groepen. De moeders/vaders van die families treden op als een soort huisbewaarder van de familie bij wie iedereen dan langsgaat. En er heerste een geweldige sfeer waarin iedereen die op de catwalk liep zich gesteund voelde.
Voor meer informatie over de ballroomscene en ‘op de catwalk lopen’, zie ‘Ball Culture’ op Wikipedia.
Voor meer informatie: Group Therapy
In het ‘Group Therapy’-project kun je inderdaad de verschillende afdelingen als families beschouwen. En als we de analogie nog verder trekken word je langzaam maar zeker volwassen en wil je op het moment dat je jouw huis verlaat, in staat zijn zelfstandig eigen vriendschappen te vormen en te zorgen dat je je gesteund weet buiten je huis.
In mijn onderzoek naar kunstopleidingen keek ik naar het beeld dat we van kunstenaars hebben als genie of eenling. Er bestaat nog steeds het romantische idee van de eenzame kunstenaar die de afzondering zoekt om inspiratie op te doen in de natuur en dan terugkeert om de daar opgedane kennis te delen met de maatschappij. Met het project ‘Group Therapy’ proberen we dat idee te doorbreken. Als je het nest van het instituut verlaat, is het zo belangrijk dat je in staat bent een supportnetwerk rond jezelf op te bouwen en elkaar te steunen.
In feite probeer ik te voorkomen dat studenten, instellingen en kunstenaars steeds weer de concurrentie met elkaar aangaan. Volgens mij is het altijd beter om samen te werken dan tegen elkaar in te gaan. In de projecten ‘The School within The School’ en ‘Group Therapy’ hoeven studenten niet mee te gaan in de concurrentiestrijd die we meer en meer in alle geledingen van de samenleving aantreffen als gevolg van de commerciële mentaliteit. Er bestaat zelfs concurrentie binnen het instituut, tussen afdelingen, bijvoorbeeld over hoeveel studenten zich inschrijven voor jouw vak. En er bestaat concurrentie tussen verschillende instituten. Kunsthogescholen zijn onderling erg competitief geworden en dat sijpelt omlaag, waardoor ze een competitieve omgeving worden, en dat lijkt me niet gezond voor de studenten. Dit leidt dan weer tot de grotere vraag: of de maatschappij zich moet bewegen naar een socialistischer aanpak dan we nu hebben.
Mijn fascinatie voor het Black Mountain College richt zich vooral op hoe ze de studenten betrokken bij de opzet van de school, en op John Dewey,
John Dewey (1859-1952) was een Amerikaanse filosoof, psycholoog en onderwijshervormer die meende dat studenten het best tot hun recht komen in een omgeving waarin ze mogen experimenteren en aan het curriculum sleutelen. Hij vond dat alle studenten de gelegenheid moeten krijgen verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen opleiding.
Ik heb de indruk dat hoe meer een kunstopleiding als een bedrijf worden ingericht, des te meer leermogelijkheden er worden uitbesteed omdat men ze niet als deel van de cultuur of maatschappij beschouwt.
Deze opvattingen van Bardwell komen voort uit het grondig doorspitten van: Pascal Gielen en Paul De Bruyne, Teaching Art in the Neoliberal Realm: Realism Versus Cynicism (Valiz, Amsterdam 2011) Zie het interview met Pascal Gielen in deze bundel.
De hier vermelde cabarets waren een soort variétérestaurants die aan het eind van de negentiende eeuw in Parijs verschenen en zich ontwikkelden tot een broedplaats voor de uitvoerende kunsten, satire, subversie en een ontmoetingsplek voor dichters, schilders, musici en schrijvers.
Het gaat me om het sociale aspect, wat natuurlijk niet de enige manier is om iets te leren, de enige vorm van onderwijs, maar volgens mij is dit wel het deel dat het meest onder vuur ligt. Hoe meer we moeten meten hoeveel er geleerd wordt, des te meer we moeten kwantificeren om te kunnen zeggen: ‘Dit zijn onze leerdoelen en dit is waar het leren plaatsvindt.’ En des te minder oog we hebben voor de sociale momenten dat er echt iets wordt geleerd: de momenten dat we gaan zitten en met elkaar praten en ideeën uitwisselen. Daar wordt misschien nogal eens van gedacht dat dat niet veel voorstelt. Zoals de handwerkclub of de reparatieclub, de leesgroepen, barretjes, kroegen en al die andere plekken waar we ruimte maken om na te denken en kennis met elkaar te delen. Volgens mij moeten dat allemaal gewaardeerde onderdelen worden van het kunstonderwijs van de toekomst.
Dus als je even je fantasie de vrije teugels geeft, hoe zie jij dan de architectuur van het toekomstige kunstonderwijs?
Een concreet voorbeeld voor de kunstopleiding van de toekomst is misschien het Fun Palace,
Lees meer over Cedric Price in: Architectural Review
Sam Thorne, School: A Recent History of Self-Organized Art Education (Sternberg Press, Berlijn 2017).
Dat heb jij ook gedaan met ‘The School within The School’.
Ik gebruikte inderdaad fictie bij een hoop dingen die ik niet in het echt kon realiseren. Zo had ik het idee van een kist die precies paste in de ingang van de school, met twee deuren erin. Overdag zouden beide kanten open staan: er zou een nieuwe ingang zijn en er zou ook de ingang zijn naar de andere school die binnen de school aanwezig was. En dan gingen de achterdeuren dicht en kon je buiten de openingstijden van de school evenementen laten plaatsvinden die door studenten werden gerund. Dus terwijl je er van de school niet meer in mocht, kon de andere school nog openblijven. Maar het lukte me natuurlijk niet dit voor elkaar te boksen en het verhaal daarover werd deel van de rondleidingen van de ‘The School within The School’ die ik organiseerde. Het fictionele verhaal omvatte ook dingen die al plaatsvonden binnen de school die ik niet had aangezwengeld maar volgens mij wel deel uitmaakten van de werkelijke waarde van de school. Of die kritiek leverden op wat er in de school gebeurde. Zo ging iedereen tussen de middag naar de pizzeria achter in een winkel tegenover de school. Die pizzeria zat verrassend genoeg verstopt achter alle drankflessen en spullen in die winkel. Iedere keer dat je daar tussen de middag heen ging zat het er vol KABK studenten en docenten. In de kantine, waar ze beroerd eten hadden, zat helemaal niemand. Dus die pizzeria werd de officiële kantine van ‘The School within The School’. Het zou prachtig zijn geweest zoiets tot stand te brengen binnen het kader van mijn project, maar het bestond al en dus nam ik het gewoon op in de school.
Architectuur gaat voor mij over hoe mensen leven. Soms gaat het over hoe de ruimte mensen beïnvloedt. Maar het gaat ook over de infrastructuur die je erin zet. Bij mijn project ‘The School within The School’ ging ik ervan uit dat ik niet in staat zou zijn de neoliberale politieke agenda te veranderen. En dus ging het erom hoe ik bepaalde dingen binnen het instituut kon implementeren die zo’n verandering konden voeden. Het was me duidelijk dat ik moest aanvaarden hoe het er met het instituut en het gebouw voor stond en niet moest beweren dat ik een nieuwe school zou ontwerpen. Ik moest van het bestaande uitgaan en kijken wat ik daarbinnen kan doen om een verandering op gang te helpen brengen. Ik deed ruimtelijke dingen, zoals het bouwen van een biertap die door de school kon worden rondgereden en die studenten bij evenementen konden gebruiken.
Interessant genoeg werd de kantine gerenoveerd in de tijd dat ik op de KABK zat en werd er een supersteriele omgeving van gemaakt. Het werd op dezelfde manier aangepakt als wanneer je een kantoor inricht door het vol te zetten met Vitra meubels. Echt heel steriel. En dat was volgens mij een gemiste kans om studenten te betrekken bij het creëren van dit soort ruimtes. Dat gaat ook over hoe een ruimte een gevoel kan oproepen van ‘dit is van ons’. Het creëren van een ruimte en de keuze van materialen, maar ook de functie van die ruimte. Door studenten bij dat soort processen te betrekken kun je veel meer het gevoel versterken dat men zelf iets kan doen en dat is volgens mij een belangrijk aspect van het creëren van een omgeving waarin mensen kunnen leren.
Tijdens het werk aan dit project had ik een diagram van het instituut waar ik regelmatig op teruggreep. Ik liet daarop al mijn kleine interventies als paddenstoelen opschieten binnen het instituut. Ik stelde mezelf de vraag: als het instituut zou instorten, zouden de paddenstoelen die op de ruïnes achterbleven dan uitgroeien tot een nieuw instituut? Maar dan zou het instituut blijven bestaan als kader waarin de volgende verzameling van dingen zou ontstaan en verwoest worden. Volgens mij moesten er dingen worden neergezet waarin het instituut voortdurend aan het verschuiven is en zichzelf ter discussie stelt.
Als de school zou worden ingericht zoals ik me dat voorstel, waarbij een heleboel door de studenten zelf wordt georganiseerd, is er nog wel degelijk plaats voor docenten en formeel onderwijs. Het gaat allemaal om het delen van ervaring en kennis. Het is erg belangrijk om duidelijk te zijn over de verschillende rollen. Binnen ‘Group Therapy’ zie ik mezelf als een ‘gastheer van een feestmaal’. De gastheer zorgt voor eten, regelt een plek, schept een omgeving waarin het etentje kan plaatsvinden. Maar je zit ook mee aan tafel en eet mee met de anderen en je neemt ook deel aan de spelletjes, maar misschien dat iemand anders voorstelt om een bepaald spel te doen of een activiteit te ondernemen en ga jij daarin mee. En misschien dat een week later iemand anders het ‘feestmaal’ leidt, maar ook dan is er weer de rol van gastheer. Studenten willen niet de hele tijd dit soort activiteiten organiseren, er is iemand nodig die de zaak aan het rollen brengt. Dus mijn rol hierbij bestaat uit organiseren, nieuwsbrieven schrijven of samenvatten waar we het over hebben gehad, een maken voor de bijeenkomsten. Hierbij kunnen we steeds van elkaar leren. Ik probeer nu iets meer te schrijven over hoe het etentje een methodologie kan zijn voor het aanleren van een soort ‘feestmaalpedagogie’.
Door een vriendelijke manier te vinden om feedback te geven moet het naar de grotere vraag leiden wat voor rol we zien voor het kunst- en ontwerponderwijs. Als dat er is om erkenning te krijgen en een diploma te halen is het misschien nodig cijfers te geven bij een beoordeling. In die richting ga je als je vindt dat de rol van onderwijssystemen is, mensen voor te bereiden op de bestaande competitieve industrie of op bestaande baantjes. Ik vind dat een nogal trieste kijk op de rol van onderwijs.
Volgens mij zijn kunstopleidingen de enige nog overgebleven plek waar je echt kunt experimenteren met onze manier van leven en dingen aanpakken. Er zijn niet veel ruimtes over in de maatschappij waarin nog de vrijheid bestaat om dat te doen. Het idee van slagen of zakken bijvoorbeeld heeft geen nut. Maar ik praat natuurlijk vanuit een erg bevoorrechte positie als ik zeg: ‘Ik ga naar school en wil me geen zorgen maken over wat voor baan ik erna zal krijgen, weet je.’ Ik heb nu eenmaal de zekerheid van een achtergrond in de middenklasse en hoef niet bang te zijn dat ik niet genoeg geld zal gaan verdienen, op wat voor manier dan ook.
Een laatste vraag. Hoe kan een school echt inclusief zijn en wat houdt echte inclusiviteit eigenlijk in volgens jou?
Volgens mij doen we op dit moment een aantal heel basale dingen niet die dit soort plekken veel inclusiever kunnen maken. Een heel basaal iets is het onderwijs gratis te maken. Dat zou het niveau van inclusiviteit ingrijpend veranderen. Als je echt meer mensen wilt binnenhalen, moet je naar de groepen gaan die er anders niet over zouden peinzen onze scholen te bezoeken. En een meer diverse samenstelling van de medewerkers zou mensen er meer van bewust maken hoe het is om uit een ander land te komen of een andere achtergrond te hebben.
En dit komt opnieuw neer op een verschuiving in hoe we naar de rol van onderwijs kijken. Onderwijs moet niet alleen weerspiegelen wat er momenteel gebeurt, maar zou de plek kunnen zijn waar we nadenken over hoe we willen dat de maatschappij functioneert. Wat we nu meteen kunnen doen, is docenten binnenhalen met een verschillende culturele achtergrond en tegelijk hebben we mensen nodig die thuis zijn in het domein van het kritische denken. Want we hebben ook mensen nodig die begrijpen hoe we kritiek kunnen formuleren op de ingebakken westerse manieren om dingen te doen.
Op dit moment is het normaal voor instituties om het te hebben over diversiteit en inclusiviteit. Maar wie beslist er wat en wanneer iets inclusief genoeg is? Dat kan alleen als je inziet dat je niet weet waar je het over hebt. De enige manier is dan mensen erbij te betrekken die dit soort ervaring wel hebben en hen te horen spreken. En naar ze te luisteren. Voor ons is er een heel grote en belangrijke rol weggelegd om te luisteren.