ArtEZ Studium GeneralePublication
esy.35.01patroon01.webp

Jack Bardwell


Jack Bardwell is de oprichter van ‘The School within The School’ (2019), een experimenteel onderwijssysteem binnen de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, Den Haag (KABK), dat deel was van zijn Master Interior Architecture. Deze reeks geplande interventies maakt het studenten mogelijk actief in te grijpen in de kunstopleiding, vanuit het idee dat kunstacademies idealiter een vrijplaats proberen te zijn voor zowel sociale als artistieke experimenten, al zijn ze niet immuun voor de druk vanuit het bedrijfsleven en zien ze zich soms verplicht tot commercialisering.
 
esy.35.jackbardwell.webp

Jack Bardwell

Jack Bardwell is een Britse ruimtelijk kunstenaar en ontwerper. Hij bedient zich van fictie, performances en fysieke installaties om ons gebruik van ruimtes te bekritiseren en mensen in staat te stellen zelf in te grijpen in de gebouwde omgeving. Hij is de oprichter van ‘The School within The School.

‘The School within The School’ werpt de vraag op hoe we ons een toekomst kunnen voorstellen waarin andere waarden worden aangehangen. Met behulp van een reeks geplande interventies, zoals een eigen studentencafé, radiostation, performancepodium en een alternatieve ingang, verrijkt het project de dagelijkse routine van de school met nieuwe mogelijkheden. Het laat zien hoe architectuur speculatief kan zijn en toch met beide benen op de grond kan blijven staan. De architect moet zowel actief optreden als deelnemer zijn, en samen met andere gebruikers ingrijpen op de directe omgeving om erachter te komen hoe ze meer uit hun ruimte kunnen halen dan nu mogelijk is.

Jack Bardwell

Jack Bardwell is een Britse ruimtelijk kunstenaar en ontwerper. Hij bedient zich van fictie, performances en fysieke installaties om ons gebruik van ruimtes te bekritiseren en mensen in staat te stellen zelf in te grijpen in de gebouwde omgeving. Hij is de oprichter van ‘The School within The School.

is momenteel een van de leiders van Group Therapy, de steungroep voor masterprojecten aan alle afdelingen van de KABK. Hij werkt vanuit de studioruimte Extra Practice, waar hij een van de mensen is achter het studentenradiostation Good Times Bad Times.
 
Je zette het project ‘The School within The School’ op als onderdeel van je afstudeerproject aan de KABK. Had je voorbeelden - waren er andere projecten die als inspiratiebron dienden?

Toen ik het project ‘The School within The School’
*

Hier vind je meer over het project: Future Architecture Platform.

deed stonden me twee beelden voor ogen. Het eerste was het befaamde Black Mountain College van lang geleden,
*

Voor meer over het Black Mountain College: Black Mountain College.

waar studenten letterlijk de school herbouwden die ze gingen gebruiken. Het tweede was dat van de cabarets in Parijs aan het begin van de twintigste eeuw, waar alle rangen en standen naartoe gingen en elkaar ontmoetten, optraden en met elkaar kletsten tot in de kleine uurtjes. Ik stuitte op die laatste tijdens mijn onderzoek naar contra-hegemoniale ruimtes,
*

Zie James C. Scott, Domination and the Arts of Resistance: Hidden Transcripts (Yale University Press, New Haven 1990).

plekken in de stad waar je het kunt hebben over dingen die alleen bij hoge uitzondering plaatsvinden, locaties waar kennis werd uitgewisseld. Nog een derde, meer recente inspiratiebron was een project uit 2009 van Brave New Alps aan het Royal College of Art in Londen, getiteld ‘Department 21’.
*

Voor meer over ‘Department 21’: Brave New Alps



Tijdens mijn onderzoek was de ballroomscene de enige plek van nu die ik vergelijkbaar vond met mijn romantische kijk op de cabarets in combinatie met het Black Mountain College. Ik ben een paar keer naar balls geweest die werden georganiseerd door het Kiki House of Angels
*

Voor meer infomatie over The Kiki House of Angels, zie hun Facebookgroep: The Legendary Int. Kiki House of Angels

in Den Haag en Rotterdam. Het verbaasde me enorm dat je nergens anders dit soort steunpunten hebt waar mensen zich kunnen uitleven en zichzelf zijn.

Ik weet weinig van de geschiedenis van dit soort groepen, maar wel dat ze voortkomen uit gemarginaliseerde groepen die voor elkaar hun eigen supportnetwerk moesten opzetten. Dat gebeurde in de vorm van ‘families’. Je hebt een moeder en/of vader van het huis, je hebt huizen, dat wil zeggen verschillende groepen die met elkaar wedstrijden aangaan, en er zijn internationale groepen. De moeders/vaders van die families treden op als een soort huisbewaarder van de familie bij wie iedereen dan langsgaat. En er heerste een geweldige sfeer waarin iedereen die op de catwalk liep zich gesteund voelde.
*

Voor meer informatie over de ballroomscene en ‘op de catwalk lopen’, zie ‘Ball Culture’ op Wikipedia.

 
‘Kunsthogescholen zijn onderling erg competitief geworden en dat sijpelt omlaag, waardoor ze een competitieve omgeving worden, en dat lijkt me niet gezond voor de studenten. Dit leidt dan weer tot de grotere vraag: of de maatschappij zich moet bewegen naar een socialistischer aanpak dan we nu hebben.’
 
Is het idee van families ook toepasbaar op je project ‘Group Therapy’ (2019)
*

Voor meer informatie: Group Therapy

, een reeks discussies die je tussen de mastercursussen door aan de KABK hebt georganiseerd?


In het ‘Group Therapy’-project kun je inderdaad de verschillende afdelingen als families beschouwen. En als we de analogie nog verder trekken word je langzaam maar zeker volwassen en wil je op het moment dat je jouw huis verlaat, in staat zijn zelfstandig eigen vriendschappen te vormen en te zorgen dat je je gesteund weet buiten je huis.

In mijn onderzoek naar kunstopleidingen keek ik naar het beeld dat we van kunstenaars hebben als genie of eenling. Er bestaat nog steeds het romantische idee van de eenzame kunstenaar die de afzondering zoekt om inspiratie op te doen in de natuur en dan terugkeert om de daar opgedane kennis te delen met de maatschappij. Met het project ‘Group Therapy’ proberen we dat idee te doorbreken. Als je het nest van het instituut verlaat, is het zo belangrijk dat je in staat bent een supportnetwerk rond jezelf op te bouwen en elkaar te steunen.

In feite probeer ik te voorkomen dat studenten, instellingen en kunstenaars steeds weer de concurrentie met elkaar aangaan. Volgens mij is het altijd beter om samen te werken dan tegen elkaar in te gaan. In de projecten ‘The School within The School’ en ‘Group Therapy’ hoeven studenten niet mee te gaan in de concurrentiestrijd die we meer en meer in alle geledingen van de samenleving aantreffen als gevolg van de commerciële mentaliteit. Er bestaat zelfs concurrentie binnen het instituut, tussen afdelingen, bijvoorbeeld over hoeveel studenten zich inschrijven voor jouw vak. En er bestaat concurrentie tussen verschillende instituten. Kunsthogescholen zijn onderling erg competitief geworden en dat sijpelt omlaag, waardoor ze een competitieve omgeving worden, en dat lijkt me niet gezond voor de studenten. Dit leidt dan weer tot de grotere vraag: of de maatschappij zich moet bewegen naar een socialistischer aanpak dan we nu hebben.
 
Zoals je eerder beschreef vormde het Black Mountain College een belangrijke inspiratiebron binnen je projecten. Wat trok je precies in het Black Mountain College?

Mijn fascinatie voor het Black Mountain College richt zich vooral op hoe ze de studenten betrokken bij de opzet van de school, en op John Dewey,
*

John Dewey (1859-1952) was een Amerikaanse filosoof, psycholoog en onderwijshervormer die meende dat studenten het best tot hun recht komen in een omgeving waarin ze mogen experimenteren en aan het curriculum sleutelen. Hij vond dat alle studenten de gelegenheid moeten krijgen verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen opleiding.

die van grote invloed was op de pedagogische theorie achter het Black Mountain College, met zijn idee dat je het beste leert door te doen.

Ik heb de indruk dat hoe meer een kunstopleiding als een bedrijf worden ingericht, des te meer leermogelijkheden er worden uitbesteed omdat men ze niet als deel van de cultuur of maatschappij beschouwt.
*

Deze opvattingen van Bardwell komen voort uit het grondig doorspitten van: Pascal Gielen en Paul De Bruyne, Teaching Art in the Neoliberal Realm: Realism Versus Cynicism (Valiz, Amsterdam 2011) Zie het interview met Pascal Gielen in deze bundel.

Denk alleen aan de kantines van instituten. Ze worden meestal uitbesteed aan een cateringbedrijf dat niet echt geïnteresseerd is in de groep mensen binnen de school. Het Black Mountain College liet zien wat er gebeurt als de studenten zelf de school fysiek inrichten en veel meer betrokken worden bij hoe die wordt gerund en wat voor dingen er worden gedaan. Dit had de meeste invloed op mijn project.
 
‘Hoe meer we moeten meten hoeveel er geleerd wordt, des te meer we moeten kwantificeren om te kunnen zeggen: "Dit zijn onze leerdoelen en dit is waar het leren plaatsvindt." En des te minder oog we hebben voor de sociale momenten dat er echt iets wordt geleerd: de momenten dat we gaan zitten en met elkaar praten en ideeën uitwisselen.’
 
En wat vind je aantrekkelijk aan cabarets
*

De hier vermelde cabarets waren een soort variétérestaurants die aan het eind van de negentiende eeuw in Parijs verschenen en zich ontwikkelden tot een broedplaats voor de uitvoerende kunsten, satire, subversie en een ontmoetingsplek voor dichters, schilders, musici en schrijvers.

in relatie tot kunstonderwijs?

Het gaat me om het sociale aspect, wat natuurlijk niet de enige manier is om iets te leren, de enige vorm van onderwijs, maar volgens mij is dit wel het deel dat het meest onder vuur ligt. Hoe meer we moeten meten hoeveel er geleerd wordt, des te meer we moeten kwantificeren om te kunnen zeggen: ‘Dit zijn onze leerdoelen en dit is waar het leren plaatsvindt.’ En des te minder oog we hebben voor de sociale momenten dat er echt iets wordt geleerd: de momenten dat we gaan zitten en met elkaar praten en ideeën uitwisselen. Daar wordt misschien nogal eens van gedacht dat dat niet veel voorstelt. Zoals de handwerkclub of de reparatieclub, de leesgroepen, barretjes, kroegen en al die andere plekken waar we ruimte maken om na te denken en kennis met elkaar te delen. Volgens mij moeten dat allemaal gewaardeerde onderdelen worden van het kunstonderwijs van de toekomst.

Dus als je even je fantasie de vrije teugels geeft, hoe zie jij dan de architectuur van het toekomstige kunstonderwijs?

Een concreet voorbeeld voor de kunstopleiding van de toekomst is misschien het Fun Palace,een architectonisch concept van de Britse architect Cedric Price
*

Lees meer over Cedric Price in: Architectural Review

en Joan Littlewood, een theaterproducent uit de jaren 1960 en 1970. Samen bedachten ze het concept voor een Fun Palace, een soort laboratorium voor plezier, en zoiets zou ik ook graag van deze opleiding maken: een plek waar allerlei verschillende activiteiten plaatsvinden. Als je naar het Fun Palace ging werd je er deel van. Je kon er voorstellingen of kunstwerken gaan bekijken, maar je kon ook meedoen en actief deelnemer worden. De kunsthogeschool van de toekomst zou net zo’n plek kunnen worden, die ontstaat door te experimenteren. De feitelijke architectuur is niet meer dan de buitenste schil van geraamtes en kaders, en de binnenmuren en alles wat er nog meer in staat kan worden verplaatst, dus het kan een gebouw zijn dat voortdurend verandert. Het Fun Palace laat mooi zien hoe ik me een kunstinstelling in de toekomst voorstel. Volgens mij noemden ze het expres geen ‘school’. Een heleboel experimenten met opleidingen buiten het institutionele kader, zoals die waarover Sam Thorne
*

Sam Thorne, School: A Recent History of Self-Organized Art Education (Sternberg Press, Berlijn 2017).

schrijft in zijn boek School: A Recent History of Self-Organized Art Education, gebruikt nog steeds de institutionele taal en noemt zichzelf symbolisch ‘school’, ook al heb je geen toelatingsexamens enz. Met ironie en fictie kun je ook de draak steken met de ernst van een institutie: ‘Hé, we kunnen onszelf ook een instituut noemen want het betekent eigenlijk niks.’

Dat heb jij ook gedaan met ‘The School within The School’.

Ik gebruikte inderdaad fictie bij een hoop dingen die ik niet in het echt kon realiseren. Zo had ik het idee van een kist die precies paste in de ingang van de school, met twee deuren erin. Overdag zouden beide kanten open staan: er zou een nieuwe ingang zijn en er zou ook de ingang zijn naar de andere school die binnen de school aanwezig was. En dan gingen de achterdeuren dicht en kon je buiten de openingstijden van de school evenementen laten plaatsvinden die door studenten werden gerund. Dus terwijl je er van de school niet meer in mocht, kon de andere school nog openblijven. Maar het lukte me natuurlijk niet dit voor elkaar te boksen en het verhaal daarover werd deel van de rondleidingen van de ‘The School within The School’ die ik organiseerde. Het fictionele verhaal omvatte ook dingen die al plaatsvonden binnen de school die ik niet had aangezwengeld maar volgens mij wel deel uitmaakten van de werkelijke waarde van de school. Of die kritiek leverden op wat er in de school gebeurde. Zo ging iedereen tussen de middag naar de pizzeria achter in een winkel tegenover de school. Die pizzeria zat verrassend genoeg verstopt achter alle drankflessen en spullen in die winkel. Iedere keer dat je daar tussen de middag heen ging zat het er vol KABK studenten en docenten. In de kantine, waar ze beroerd eten hadden, zat helemaal niemand. Dus die pizzeria werd de officiële kantine van ‘The School within The School’. Het zou prachtig zijn geweest zoiets tot stand te brengen binnen het kader van mijn project, maar het bestond al en dus nam ik het gewoon op in de school.
 
Welke rol speelde de bestaande architectuur binnen je projecten aan de KABK?

Architectuur gaat voor mij over hoe mensen leven. Soms gaat het over hoe de ruimte mensen beïnvloedt. Maar het gaat ook over de infrastructuur die je erin zet. Bij mijn project ‘The School within The School’ ging ik ervan uit dat ik niet in staat zou zijn de neoliberale politieke agenda te veranderen. En dus ging het erom hoe ik bepaalde dingen binnen het instituut kon implementeren die zo’n verandering konden voeden. Het was me duidelijk dat ik moest aanvaarden hoe het er met het instituut en het gebouw voor stond en niet moest beweren dat ik een nieuwe school zou ontwerpen. Ik moest van het bestaande uitgaan en kijken wat ik daarbinnen kan doen om een verandering op gang te helpen brengen. Ik deed ruimtelijke dingen, zoals het bouwen van een biertap die door de school kon worden rondgereden en die studenten bij evenementen konden gebruiken.

Interessant genoeg werd de kantine gerenoveerd in de tijd dat ik op de KABK zat en werd er een supersteriele omgeving van gemaakt. Het werd op dezelfde manier aangepakt als wanneer je een kantoor inricht door het vol te zetten met Vitra meubels. Echt heel steriel. En dat was volgens mij een gemiste kans om studenten te betrekken bij het creëren van dit soort ruimtes. Dat gaat ook over hoe een ruimte een gevoel kan oproepen van ‘dit is van ons’. Het creëren van een ruimte en de keuze van materialen, maar ook de functie van die ruimte. Door studenten bij dat soort processen te betrekken kun je veel meer het gevoel versterken dat men zelf iets kan doen en dat is volgens mij een belangrijk aspect van het creëren van een omgeving waarin mensen kunnen leren.

Tijdens het werk aan dit project had ik een diagram van het instituut waar ik regelmatig op teruggreep. Ik liet daarop al mijn kleine interventies als paddenstoelen opschieten binnen het instituut. Ik stelde mezelf de vraag: als het instituut zou instorten, zouden de paddenstoelen die op de ruïnes achterbleven dan uitgroeien tot een nieuw instituut? Maar dan zou het instituut blijven bestaan als kader waarin de volgende verzameling van dingen zou ontstaan en verwoest worden. Volgens mij moesten er dingen worden neergezet waarin het instituut voortdurend aan het verschuiven is en zichzelf ter discussie stelt.
 
‘[…] Ik zie mezelf als een gastheer van een feestmaal. De gastheer zorgt voor eten, regelt een plek, schept een omgeving waarin het etentje kan plaatsvinden. Maar je zit ook mee aan tafel en eet mee met de anderen en je neemt ook deel aan de spelletjes, maar misschien dat iemand anders voorstelt om een bepaald spel te doen of een activiteit te ondernemen en ga jij daarin mee.’
 
Je onderstreept de betrokkenheid van studenten binnen het onderwijs. Is er nog behoefte aan of zelfs een plaats voor docenten in jouw Kunstschool van de Toekomst?

Als de school zou worden ingericht zoals ik me dat voorstel, waarbij een heleboel door de studenten zelf wordt georganiseerd, is er nog wel degelijk plaats voor docenten en formeel onderwijs. Het gaat allemaal om het delen van ervaring en kennis. Het is erg belangrijk om duidelijk te zijn over de verschillende rollen. Binnen ‘Group Therapy’ zie ik mezelf als een ‘gastheer van een feestmaal’. De gastheer zorgt voor eten, regelt een plek, schept een omgeving waarin het etentje kan plaatsvinden. Maar je zit ook mee aan tafel en eet mee met de anderen en je neemt ook deel aan de spelletjes, maar misschien dat iemand anders voorstelt om een bepaald spel te doen of een activiteit te ondernemen en ga jij daarin mee. En misschien dat een week later iemand anders het ‘feestmaal’ leidt, maar ook dan is er weer de rol van gastheer. Studenten willen niet de hele tijd dit soort activiteiten organiseren, er is iemand nodig die de zaak aan het rollen brengt. Dus mijn rol hierbij bestaat uit organiseren, nieuwsbrieven schrijven of samenvatten waar we het over hebben gehad, een maken voor de bijeenkomsten. Hierbij kunnen we steeds van elkaar leren. Ik probeer nu iets meer te schrijven over hoe het etentje een methodologie kan zijn voor het aanleren van een soort ‘feestmaalpedagogie’.
 
‘Volgens mij zijn kunstopleidingen de enige nog overgebleven plek waar je echt kunt experimenteren met onze manier van leven en dingen aanpakken. Er zijn niet veel ruimtes over in de maatschappij waarin nog de vrijheid bestaat om dat te doen.’
 
Hoe organiseer je feedback in deze school?

Door een vriendelijke manier te vinden om feedback te geven moet het naar de grotere vraag leiden wat voor rol we zien voor het kunst- en ontwerponderwijs. Als dat er is om erkenning te krijgen en een diploma te halen is het misschien nodig cijfers te geven bij een beoordeling. In die richting ga je als je vindt dat de rol van onderwijssystemen is, mensen voor te bereiden op de bestaande competitieve industrie of op bestaande baantjes. Ik vind dat een nogal trieste kijk op de rol van onderwijs.

Volgens mij zijn kunstopleidingen de enige nog overgebleven plek waar je echt kunt experimenteren met onze manier van leven en dingen aanpakken. Er zijn niet veel ruimtes over in de maatschappij waarin nog de vrijheid bestaat om dat te doen. Het idee van slagen of zakken bijvoorbeeld heeft geen nut. Maar ik praat natuurlijk vanuit een erg bevoorrechte positie als ik zeg: ‘Ik ga naar school en wil me geen zorgen maken over wat voor baan ik erna zal krijgen, weet je.’ Ik heb nu eenmaal de zekerheid van een achtergrond in de middenklasse en hoef niet bang te zijn dat ik niet genoeg geld zal gaan verdienen, op wat voor manier dan ook.

Een laatste vraag. Hoe kan een school echt inclusief zijn en wat houdt echte inclusiviteit eigenlijk in volgens jou?

Volgens mij doen we op dit moment een aantal heel basale dingen niet die dit soort plekken veel inclusiever kunnen maken. Een heel basaal iets is het onderwijs gratis te maken. Dat zou het niveau van inclusiviteit ingrijpend veranderen. Als je echt meer mensen wilt binnenhalen, moet je naar de groepen gaan die er anders niet over zouden peinzen onze scholen te bezoeken. En een meer diverse samenstelling van de medewerkers zou mensen er meer van bewust maken hoe het is om uit een ander land te komen of een andere achtergrond te hebben.

En dit komt opnieuw neer op een verschuiving in hoe we naar de rol van onderwijs kijken. Onderwijs moet niet alleen weerspiegelen wat er momenteel gebeurt, maar zou de plek kunnen zijn waar we nadenken over hoe we willen dat de maatschappij functioneert. Wat we nu meteen kunnen doen, is docenten binnenhalen met een verschillende culturele achtergrond en tegelijk hebben we mensen nodig die thuis zijn in het domein van het kritische denken. Want we hebben ook mensen nodig die begrijpen hoe we kritiek kunnen formuleren op de ingebakken westerse manieren om dingen te doen.

Op dit moment is het normaal voor instituties om het te hebben over diversiteit en inclusiviteit. Maar wie beslist er wat en wanneer iets inclusief genoeg is? Dat kan alleen als je inziet dat je niet weet waar je het over hebt. De enige manier is dan mensen erbij te betrekken die dit soort ervaring wel hebben en hen te horen spreken. En naar ze te luisteren. Voor ons is er een heel grote en belangrijke rol weggelegd om te luisteren.
 
esy.35.grouptherapygame.webp
Group Therapy game.