Dit essay is onderdeel van ons programma LAND: on climate, ownership and coexistence.
ArtEZ Studium Generale werkt het komende halfjaar samen met online kunsttijdschrift Mister Motley en gaat in gesprek met kunstenaars en denkers over klimaatafbraak, eigendom, territorium en kolonialisme waarbij het onderwerp 'land' het uitgangspunt vormt. Kunnen wij begrijpen hoe we in de huidige precaire situatie terecht zijn gekomen? Wat betekent ‘eigendom’ voor onze relatie met elkaar en het land? En welke rol speelt de taal als afspiegeling van onze omgang met elkaar, de natuur en de aarde? We starten vandaag met een essay van schrijver Fiep van Bodegom over het begrip eigenaarschap in relatie tot land.
ArtEZ Studium Generale werkt het komende halfjaar samen met online kunsttijdschrift Mister Motley en gaat in gesprek met kunstenaars en denkers over klimaatafbraak, eigendom, territorium en kolonialisme waarbij het onderwerp 'land' het uitgangspunt vormt. Kunnen wij begrijpen hoe we in de huidige precaire situatie terecht zijn gekomen? Wat betekent ‘eigendom’ voor onze relatie met elkaar en het land? En welke rol speelt de taal als afspiegeling van onze omgang met elkaar, de natuur en de aarde? We starten vandaag met een essay van schrijver Fiep van Bodegom over het begrip eigenaarschap in relatie tot land.
Ooit ben ik in The Burren geweest, een streek aan de westkust van Ierland. Het is een vlak landschap van lagen leisteen met diepe geulen, monolieten begroeid met korstmos en schaars maar taai struikgewas - hei en brem. De leistenen zijn ontstaan uit het samengeperste sediment van dieren en planten die leefden op de bodem van een tropische oceaan, zo’n 325 miljoen jaar geleden. Hoewel het er bar uitziet, schijnt de combinatie van een mild Atlantisch klimaat en stilstaand water voor een bijzonder rijke biotoop te zorgen. De mensen die hier duizenden jaren geleden woonden lieten talloze huisjes achter van rechtopstaande platen leisteen met onbekende functie. Brouwerij, badhuis, kookhuis?
We stonden als familie naar het landschap te kijken en voelden dat we naar iets oerouds keken. Dat was waar en onwaar, we keken naar de skeletten van het landschap dat door de laatste ijstijd was achtergelaten – het ijs stopte hier – naar het gebeente van de aarde. Later lazen we dat dit ooit een dichtbeboste streek was met loof- en pijnbomen, vruchtbare grond, zoals op veel plekken in Europa. De bomen waren gekapt, ik weet niet meer waarom. Om turf te drogen? Of houtskool te maken? Misschien schepen timmeren? Voor het smelten van brons? Nadat de bomen gekapt waren of wegbleven door overbegrazing, begon de erosie die de streek had achtergelaten met dit nihilistische landschap en een hongerige bevolking. Ik weet dat de aarde geen intenties heeft, maar soms denk ik dat het landschap onherbergzaam is geworden om ons te straffen. Zoals in de bijbel de eerste mensen, deugdzamer en waardevoller dan wij, als bewijs of beloning voor hun rechtschapenheid nog wel honderden jaren oud werden. Zoals de Europese oerbossen en vlaktes mammoeten en enorme herten en sabeltandtijgers kenden. Soorten die uitgestorven zijn of nog slechts bestaan in een kleinere en makkere versie, een zwakke afspiegeling van hun potentie. Een potentie die geremd is door onherbergzaamheid, door de verwoesting van de leefomgeving en jacht. Hoewel die dieren op hun beurt natuurlijk hun eigen strijd met de bosaanwinning voerden. Vlakte en bos met steeds een kantelpunt in de tijd waarin het landschap de ene of andere kant opvalt en daarmee toegankelijk wordt voor sommige soorten en juist onherbergzaam voor anderen.
*
De laatste tijd vind ik het steeds beschamender om iets over de actualiteit te schrijven. Zoals de meeste mensen die ik ken zit ik dagelijks in de beschutting van mijn eigen huis achter de computer, onze nieuwe habitat. Over het beeldscherm een onafgebroken stroom van tekst over de pandemie, steeds drogere zomers, nog meer branden en ook elk jaar weer groter, een orkaanseizoen dat alle voorgaande zal doen verbleken en meer gesmolten ijs in minder dan een decennium dan iemand ooit voor mogelijk had gehouden, zelfs de klimaatwetenschappers. Ondertussen lijken de publieke voorzieningen en het democratische gehalte van onze regeringen – waar dan ook ter wereld – met evenveel vaart te smelten als het ijs. De gêne wordt veroorzaakt door het feit een leek te zijn op het gebied en de schaal die onze wereld bedreigt; de globale schaal, de geologische schaal. Wat kan een schrijver met het oog op die schaal? Misschien voorzichtig een verband scheppen, lijnen tonen tussen het innerlijke, individuele leven en deze geologische schaal. Tussen het freelance bestaan alleen achter een computer, zonder zekerheid voor ziekte en ouderdom, de door vastgoedspeculatie gesegregeerde stad daarbuiten, en het kapitaal dat onze democratie uitslijt en burger- en arbeidsrechten ondermijnt omdat de verhouding tussen de economie in de echte wereld en de beschikbare hoeveelheid geld op de financiële markten niet meer in verhouding met elkaar staan.
*
In Die Wand, een roman van de Oostenrijkse schrijfster Marlen Haushofer uit 1963, doet de laatste vrouw op aarde verslag vanuit een jachthut in de Alpen. Ze weet trouwens niet of ze de laatste is. Ze was op bezoek bij haar nicht Luise en diens echtgenoot. Op de dag van aankomst gaat het echtpaar nog wat drinken in het dorp en laten hun hond achter. Ze komen echter nooit meer terug en de volgende dag ontdekt de vertelster dat er een ondoorzichtige wand tussen haar en het dorp loopt, tussen haar en de rest van de wereld. Achter de wand ziet ze dieren en mensen versteend in hun houding staan, alsof ze naar een kleurige versie van Pompeï kijkt. Aanvankelijk denkt ze dat de wand en de verstilling daarachter het gevolg is van een nieuw, experimenteel wapen, maar dat de mogendheid die het wapen heeft ingezet nog niet is komen opdagen om de overwinning te claimen. Uiteindelijk maakt de oorzaak niet zoveel uit.
De achtergebleven hond, Lynx (de raadselachtige roepnaam van alle honden in het dal), geeft trouw en vriendschap. Om de natuurlijke opgewektheid van de hond niet te verjagen doet ze zich vaak vrolijker voor dan ze is – voor hem – en wordt dat al doende ook. Zijn gezelschap maakt de eerste paar jaar in eenzaamheid en onzekerheid draaglijk. Zozeer is ze geroerd door de aanhankelijkheid van het dier dat ze zich afvraagt of de mens zijn grootheidswaan niet te danken heeft aan de aanbidding van de eerste gedomesticeerde honden. Het verschil tussen mens en dier wordt steeds minder belangrijk, arbitrair bijna. Voor het eerst is ze ook volledig afhankelijk van haar eigen handen en begint ze de ledematen te aanschouwen als gereedschap. Ze beeldt zich zelfs in dat als de hond Lynx handen had gehad, hij uiteindelijk ook zou zijn begonnen met denken en praten, zoals de mens.
Ondanks de schoonheid van de omringende natuur wordt de strijd om te overleven niet als idyllisch gepresenteerd. Tegelijkertijd werpt de ervaring alleen op de wereld te zijn achtergebleven het voorgaande ‘normale’ leven in een nieuw perspectief. De vrouw beseft achteraf pas dat ze nooit een volledig mens is geweest; er is zoveel in de wereld geweest dat ze niet wist en waar ze zelfs geen interesse voor had. En nu is het te laat. Nu is ze een graatmager, bijna geslachtloos persoon geworden en kijkt ze met lichte verachting terug op haar vroegere zelf; een ouder en dikker wordende vrouw die zich gelukkig prees er nog relatief jong uit te zien. Ook om haar dochters kan ze niet echt rouwen. Ze trekt zich hun lot aan, maar beseft dat haar kinderen na hun vijfde niet echt meer aan haar toebehoorden, dat zodra ze waren gesocialiseerd het vijandige wezens waren geworden.
*
Terwijl ik een wandelingetje door de stad maakte, sprak ik mijn moeder. Tijdens de pandemie ontdekte ik dat bellen eigenlijk onze optimale vorm van communicatie is. Ik vertelde haar dat ik me zorgen maak over de toekomst. Dat ik me verbaasde over vrienden die kinderen blijven krijgen zonder dat iemand ooit de sombere prognoses voor het leven op onze planeet ter sprake brengt in de buurt van die baby’s. Het is vermoedelijk geen gepast onderwerp voor kraamvisites. Ach, zei mijn moeder, toen ik zwanger was van je broer werd er veel gepraat over een dreigende kernoorlog. In de bijbel wordt gesproken over een tijd met “hongersnoden, en pestilentien, en aardbevingen, oorlogen, en geruchten van oorlogen.” Oorlogen en geruchten van oorlogen, daar moet ik de laatste tijd vaak aan denken.
Ik zocht het later op en het bleek uit het Nieuwe Testament te komen: Mattheüs 24 – 6. Jezus vertelt zijn discipelen hoe ze zijn wederkeer kunnen herkennen. Het gaat eerst heel veel slechter worden. Maar niet iedereen zal dat direct door hebben, zoals die nietsvermoedende stedelingen die vrolijk doorgingen met eten en drinken terwijl Noah druk aan z’n Ark aan het timmeren was. Het gaat zelfs zoveel slechter worden dat als zijn vader die eindtijd niet barmhartig wat verkortte er helemaal geen mensen zouden overblijven. En het is maar te hopen dat die eindtijd niet begint tijdens de winter of de sabbat. Zogende en zwangere vrouwen zijn sowieso de pineut. Tot zover Mattheüs. De bijbel is natuurlijk erg goed in het vestigen van die connecties tussen het individuele en het kosmische (de voorganger van het globale).
*
De geschiedenis wordt voortdurend geproduceerd, onder grote maatschappelijk belangstelling en druk. Wat echter niet wil zeggen dat geschiedenis uitsluitend een sociaal construct is. Het is een sociaal construct met een referent; de gegevens en feiten die met nieuw onderzoek en nieuwe technologie boven komen. Een van de grote wetenschappelijke doorbraken de laatste jaren is bijvoorbeeld DNA-onderzoek dat inzicht geeft in de menselijke migratiestromen van de afgelopen millennia. ‘De prehistorie was niet zo wit als nu in de nieuwe canon is opgenomen’, schreef een groep archeologen verbonden aan de Universiteit van Leiden in een ingezonden brief in de Volkskrant van 28 juni 2020. Ze reageerden daarmee op de afbeelding van hoogblonde, blauwogige mensen rondom hunebedden in de plaatjes uit de net gepresenteerde nieuwe Canon van Nederland. De archeologen wijzen erop dat al uit onderzoek uit 2001, met de reconstructie van het uiterlijk van de prehistorische Trijntje, blijkt dat haar huid donker was. “Op deze manier wordt “onze oudste geschiedenis niet alleen belegen en hopeloos gedateerd gepresenteerd, er is ook sprake van whitewashing,” schrijft de groep archeologen.
Eerder kreeg de Britse classica Mary Beard, wel wat gewend als vrouwelijke publieke intellectueel, nog meer online geweld over zich heen na de uitspraak dat er waarschijnlijk ook zwarte mensen waren in Romeins England. Het Romeinse rijk strekte zich in zijn hoogtijdagen immers uit tot Noord-Afrika, en de bevolking van burgers, slaven en huurlingen was mobiel. Het is dus niet gek om te veronderstellen dat ook in die tijd de Britse bevolking niet homogeen wit was. Critici verweten haar een politiek correct verleden te schetsen. Ze waren boos dat hun claim op het land werd betwist, ze maakten haar belachelijk zodat ze zich niet in de feiten hoefde te verdiepen.
Een verglijkbaar voorbeeld van de voortdurende retrospectieve productie van het verleden is de vondst van een exemplarisch Vikinggraf in Birka (Zweden). Het graf werd ontdekt in 1889, het skelet van een strijder omringd door wapens en grafschatten. In de jaren zeventig rees het vermoeden dat het om een vrouwenskelet ging. Lange tijd werd ontkend dat het een vrouw kon zijn geweest of beweerd dat de botten tijdens het opgraven door de war zouden zijn geraakt of dat de voorwerpen later bijgezet zouden zijn. In 2017 werd met DNA-onderzoek definitief bevestigd dat het skelet van een vrouw was. Dit enkele voorbeeld wil niet zeggen dat de Vikingen nou zo geëmancipeerd waren, maar het maakt duidelijk hoe sterk de interpretatie van archeologische vondsten is gebaseerd op onze huidige ideeën.
*
In haar boek The Child to Come. Life after the Human Catastrophe (2016) onderzoekt Rebekah Seldon de relatie tussen de figuur van het kind en de toekomst van de planeet in speculatieve fictie. Ze schrijft:
“Together, the child and the globe give face and figure to the abstraction “life-itself.” […] Saving the child, in other words, appears tantamount to saving the future, just as saving the future is done in the service of protecting the children of the future.”
Sheldon ziet een groot probleem in de stijlfiguur van het individuele kind als embleem van de wereld en de toekomst in één, zoals die vaak gebruikt wordt in dystopische romans en film. Het suggereert namelijk dat als we de wereld kunnen stopzetten in de staat waarin ze nu is, op deze temperatuur, we een veilige toekomst zouden hebben gerecreëerd voor de huidige (westerse) baby. Het idee van een baby wiens redding symbolisch zou zijn voor de redding van de planeet en daarmee de toekomst van de mensheid, gaat voorbij aan alle soorten van leven, vegetatief en dierlijk, en allerlei manieren van leven, die aan het verdwijnen of al verdwenen zijn; kuststroken, droge gebieden, moerassen, hittegolven in steden. Plaatsen die onherstelbaar veranderd zijn en soms al lang onbewoonbaar geworden voor de mens.
Onze wereld is het resultaat van zoveel factoren – maatschappelijk, geologisch, fysiek en virtueel – dat we niet kunnen overzien hoe de wijziging van één factor de rest zal beïnvloeden. In een poging het verschil tussen natuur en cultuur te problematiseren, waarmee ze in een lange traditie van kritische, feministische theorie staat, gaat Sheldon voorbij aan het bestaan van natuur (of materie) als element buiten de mens. Er is misschien geen plek meer op aarde die niet beïnvloed is door de mens – door klimaatopwarming, microplastic, grondwatervervuiling of noem maar op – maar dat wil niet zeggen dat natuur niet bestaat als entiteit los van de mens. Het feit dat we archeologische resten alleen kunnen interpreteren binnen ons huidige belevingswereld, wil niet zeggen dat de ervaringen van onze voorouders niet hebben bestaan. Voor een effectieve klimaatbeweging is het noodzakelijk te erkennen dat het wellicht onze beleving van de aarde (onuitputtelijke en onaantastbaar) is die de vernietiging van de natuur in gang heeft gezet, maar dat de aarde ook bestaat buiten onze beleving en dus altijd meer is dan alleen een sociaal construct.
*
Ik ging naar de National Gallery in Londen en keek naar de havengezichten van Amsterdam, de stillevens zoals ze ook in het Rijksmuseum hangen, de portretten met zwarte achtergronden en witte kragen. Ik keek naar de schilderijen en voelde een onmiskenbaar gevoel van bezit. Ik wist dat het havengezicht nu het Rokin is, ik herkende de Schreierstoren, de Oude kerk en de Zuiderkerk, ik kon de banieren lezen, ik heb op school moeten leren over de geschiedenis van de republiek – waar een klein land, etc. Ik wist hoe de exotisch uitziende tweeklanken in de namen van de schilders zouden moeten klinken. En op een vreemde wijze, gênant bijna, voelde ik dat ik door mijn nationaliteit een claim had op de schoonheid van deze werken. Een nationaliteit die ik thuis nooit met trots zou claimen en die sommigen mij vanwege mijn kleur zelfs zouden willen ontzeggen. De bewolkte luchten gaven me heimwee, zo in die stad vol vreemden. Een stad op een grotere schaal met onleesbare mensen. Een massa ingesloten in lang-vergane imperiale grandeur waarvan de gevolgen over de hele wereld doorzingen, hier bijeen geperst in een staat van insect-achtig samenzijn. Al die tweebenige wezens, de ogen naar voren, de buik met vitale organen onbeschermd, dicht opeengepakt op de zandstenen trappen naar Neoclassicistische gebouwen, leunend tegen smeedijzer hekwerk, in drommen voor het stoplicht bij de rotonde rondom een immense sokkel met een of andere zeeheld of gestolen obelisk. Ze ademden in en uit, in en uit, niet bewust van hun eigen gekrioel omdat hun hersenen zo gefocust zijn op het gelaat dat ze een gezicht kunnen zien in elke symmetrische combinatie van twee stippen en een lijn.
*
De Amerikaanse dichter Claudia Rankine publiceerde een vroege poëziebundel met de titel, Nothing in Nature is Private en ik heb de connectie tussen het begrip natuur en privacy altijd intrigerend gevonden. Mensen willen een eigen kind, zelfs tot het absolute mirakel dat een leven is, verlangen ze een bezitsrelatie. Maar waarom? Van zoveel wordt gezegd, dat is biologisch en dan denk ik, als je dat weet dan heb je toch juist de keus is om het niet te doen? Maar dat lijkt nooit bedoeld te worden met die uitspraak, het wordt doorgaans gebruikt als verklaring en apologie. Alsof cultuur niet een wezenlijk onderdeel van onze soort-zijn is ondertussen, na een paar millennia of wat.
*
Ik liep door een welvarende buitenwijk van Berlijn en vroeg me af wat de mensen op de terrassen en in de supermarkten zagen; een immigrant, toerist, uitwisselingsstudent, een vluchteling, een indringer? Ik zag dat ze iets dachten, het was geen totale onverschilligheid waarmee ze me aanschouwden, maar ook geen actieve interesse. Ik kon deze voorbijgangers minder goed inschatten dan de mensen thuis. Misschien was het niet meer dan de registratie van iets afwijkends in het landschap dat ik in hen weerspiegeld zag.
De enige mensen die me aanspraken in die maanden waren twee mannen in een supermarkt die hoopten dat ik Nigeriaanse was. Er waren ook een paar incidenten van mannen die me aanspraken door niets te zeggen, maar slechts door een t-shirt van een rechtse organisatie te dragen en in de buurt te patrouilleren met hun hond. De aanwezigheid van een man met swastika-tatoeage aan een idyllisch meer in het voormalige oosten verpestte het begin van een vrolijke picknick. Ik had me zelden zo zichtbaar gevoeld en toen het eenmaal begon was het niet meer mogelijk het besef uit te zetten. Kennissen vertelden later dat ze vroeger hele gebieden in de stad actief hadden vermeden, omdat ze uitgescholden en bespuugd waren.
En ik besefte heel plotseling, heel direct, en heel laat, hoe effectief de dreiging van fysiek geweld is om mensen stil en van straat te houden. Ik zag plotseling de omtrek van de veilige cocon waarin ik thuis had geleefd. Er was geen enkele manier om mijn kleur te verbergen in een zomer die alle globale warmterecords doorbrak. Ik liep de 10 minuten van het station naar het huis in het donker terwijl mijn hart in mijn keel klopte bij elke bocht en ik mijn telefoon en huissleutels in mijn hand klemde. Als de vaagste dreiging van fysiek geweld al zo effectief is, hoe weinig is er nodig, dacht ik met schaamte, om mij van straat en uit de publieke ruimte te verdrijven? Het is een precaire balans die de stad toegankelijk maakt voor de wandelaar alleen.
*
Ook extreemrechtse stromingen zijn geïnteresseerd in milieubewegingen. Het idee van conservatie en restauratie van het land valt natuurlijk mooi binnen het idee van de ethno-homogene natiestaat. Binnen ideeën van Blut und Boden, van puurheid en stasis. In Duitsland hebben extreemrechtse partijen al met succes organisaties voor duurzame vormen van leven geïnfiltreerd. Ze zijn ook succesvol gebleken bij het inlijven van boerenbewegingen die zich door nationale en Europese milieuwetgeving belemmerd en achtergesteld voelen in hun concurrentiepositie binnen de globale markt. Van Klimaschutz naar Heimatschutz.
*
Na elke definitieve ontworteling is er weinig anders te doen dan het beste maken van de plek waar je terecht bent gekomen. Nieuwe wortels kweken. Misschien heb ik makkelijk praten hier en nu, want ik heb niet de nostalgische herinnering aan een verloren Eden, noch de traumatische herinnering aan een voortdurende hel. Bovendien besefte ik pas heel laat in het leven, ik was al volwassen en had al een stuk of wat bijna homogeen witte instituties doorlopen, dat ik misschien ook wel tot de onwelkome behoorden in mijn nieuwe moederland. En als je dat weet komen ook alle eerdere ervaringen in een nieuw licht te staan. Zelfs al kun je je wortels niet kiezen, je kunt wel kiezen hoe je ertoe te verhouden.
*
Deze zomer is de warmste temperatuur ooit op de Noordpool gemeten. Terwijl onze regering besloten heeft dat wij de verwachte crisis (die zich al voor de pandemie had aangekondigd) in moeten na weer een ronde van kaalslag op alle publieke voorzieningen en KLM met staatssteun in de lucht wordt gehouden, smelt de ijskap op de Noordpool sneller dan zelfs in de slechte prognoses van de klimaatwetenschappers. Een van die wetenschappers schreef dat de ineenstorting van onze beschaving nabij is. Aan de andere kant is de vraag in hoeverre je van beschaving kan spreken als een soort met kennis van deze ramp niet in staat is iets te doen, het zelfs laat verergeren.
Niets in de natuur is privé. Omdat het van ons allemaal is, omdat het van niemand is?
Een simpele oplossing lijkt te zijn overal te leven met het besef dat we er maar tijdelijk zijn. Met een tijdelijke en beperkte claim op het eigen leven en de wereld rondom ons. Maar zelfs dat kan niet. Te kennen en herkennen zonder te willen beheersen en bezitten, ik dacht dat dat liefde was. Maar zelfs in de meest intieme relaties, misschien juist daar, is er kinderlijke woede wanneer iemand waarvan je houdt zich voor even onbeschikbaar maakt. Aanhankelijkheid zit misschien in ons. We willen bezitten, beschikking hebben over, een exclusieve claim. Zodra je dat weet, kun je beginnen er iets aan te doen.
*
In Australië besloot een mijnbedrijf een deel van een gebergte op te blazen voor het winnen van graniet. In de grotten in het gebergte was bewijs van menselijk leven van 46.000 jaar geleden – nog voor de laatste ijstijd – gevonden. De belangrijke archeologische vindplaats, een heilige plaats voor de voorouders van de huidige Australische Aboriginals, werd vernield voordat het uitgebreid onderzocht kon worden. Ik stel me voor dat de aandeelhouders van het mijnbedrijf het soort mensen zijn die geld doneerden om de Notre Dame te restaureren. Het idee dat er achter de vernietiging van veel in deze wereld niet meer zit dan ordinair winstbejag, een fikse scheut racisme en het gevoel recht te hebben op alles, is soms nog beangstigender dan de idee van een kwaadaardig complot (van om maar eens wat te noemen, aliens, handenwrijvende mannetjes in achterkamers, religieuze fanaten, het industrieel-militair complex, QAnon). De banale lelijkheid van de opbrengst en de minieme afmeting van de groep aan wie die opbrengst ten goede komt lijkt zo ver te liggen van elk idee van redelijkheid en efficiëntie. En dat zijn op zichzelf al magere goden om het lot van de mensheid aan de voeten te leggen.
*
Zoals veel kinderen bezat ik schatten. Een daarvan was een witte potscherf met zwarte strepen van Anasazi keramiek. Elke keer als ik de geschilderde strepen op de scherf ter grootte van mijn handpalm zag had ik een gevoel alsof ik de hand schudde van de maakster die al een paar eeuwen dood was.
*
In een online interview uit mei – midden in de pandemie – pleit de Zweedse klimaattheoreticus en -activist Andreas Malm voor een vorm van actie waarin niet alleen de symptomen van klimaatverandering worden aangekaart maar vooral de drivers. Tijdens de pandemie is gebleken dat grootscheepse staatsingrijpen met populaire steun op basis van nationaal welzijn (simpelweg het leven van burgers) in plaats van economische belangen (oftewel winst) mogelijk is. Waarom zouden even ingrijpende maatregelen dan niet mogelijk zijn bij een even urgente crisis als het klimaat? Een crisis die bovendien al veel langer bezig is. Malm beargumenteert overtuigend dat de mogelijkheid van restricties op de beslissingsvrijheid van grote bedrijven en particuliere consumptie niet een belemmering van burgervrijheid is, maar juist een broodnodige verruiming van democratie. Dat is namelijk de enige mogelijkheid tot zeggenschap over het voorbestaan van de planeet door het electoraat, de mogelijkheid tot een toekomst die niet voornamelijk bepaald wordt door de louche directies en aandeelhouders van bedrijven zoals Shell en BP. Provocatief pleit hij voor het in het vizier nemen van de ‘drivers’ aan de hand van het idee van een Leninistische ecologie. Daarmee verwijst hij naar de grootscheepse economische noodmaatregelen die Lenin nam tijdens de Bolsjewistische Revolutie (1914) om Rusland zonder toegang tot fossiele brandstof toch draaiende te houden. “We must find a way of turning the environmental crisis into a crisis for fossil capital itself,” zegt hij in een interview elders.
*
De wereld wordt vernietigd door mensen die denken sneller rijk te kunnen worden dan de wereld vernietigd wordt en tegelijkertijd steeds sneller rijk moeten worden om hun eigen vernietiging van de aarde te overleven. Onder de boerderijen in Gotland zijn enorme schatten met zilvermunten gevonden, een voorraad onder bijna elke boerderij. Bij elkaar zijn er in Gotland en de Baltische staten meer dan een miljoen zilveren Dirhams gevonden, bijna negen keer zoveel als in het Midden-Oosten, waar ze gemunt zijn. Hoewel er niet genoeg bronnen zijn om daar uitsluitsel over te geven, lijkt het onwaarschijnlijk dat al die Vikingen munten in de achtertuin begroeven en dat vervolgens vergaten te vertellen aan hun nabestaanden. Waarschijnlijker is dat de rijkdom was bedoeld voor in het hiernamaals. Maar we weten het niet. Wij zullen voor onze toekomstige archeologen een laag van blik en plastic, maar vooral kippenbotten achterlaten. Die symptomen en symbolen van onze beschaving zijn nu al in de aardlagen opgeslagen. Maar die resten zijn niet het laatste woord over onze beschaving, zoals we continue ons beeld van het verleden moeten – en kunnen! – bijschaven, moeten en kunnen wij dat ook doen voor de verbeelding van toekomst.
We stonden als familie naar het landschap te kijken en voelden dat we naar iets oerouds keken. Dat was waar en onwaar, we keken naar de skeletten van het landschap dat door de laatste ijstijd was achtergelaten – het ijs stopte hier – naar het gebeente van de aarde. Later lazen we dat dit ooit een dichtbeboste streek was met loof- en pijnbomen, vruchtbare grond, zoals op veel plekken in Europa. De bomen waren gekapt, ik weet niet meer waarom. Om turf te drogen? Of houtskool te maken? Misschien schepen timmeren? Voor het smelten van brons? Nadat de bomen gekapt waren of wegbleven door overbegrazing, begon de erosie die de streek had achtergelaten met dit nihilistische landschap en een hongerige bevolking. Ik weet dat de aarde geen intenties heeft, maar soms denk ik dat het landschap onherbergzaam is geworden om ons te straffen. Zoals in de bijbel de eerste mensen, deugdzamer en waardevoller dan wij, als bewijs of beloning voor hun rechtschapenheid nog wel honderden jaren oud werden. Zoals de Europese oerbossen en vlaktes mammoeten en enorme herten en sabeltandtijgers kenden. Soorten die uitgestorven zijn of nog slechts bestaan in een kleinere en makkere versie, een zwakke afspiegeling van hun potentie. Een potentie die geremd is door onherbergzaamheid, door de verwoesting van de leefomgeving en jacht. Hoewel die dieren op hun beurt natuurlijk hun eigen strijd met de bosaanwinning voerden. Vlakte en bos met steeds een kantelpunt in de tijd waarin het landschap de ene of andere kant opvalt en daarmee toegankelijk wordt voor sommige soorten en juist onherbergzaam voor anderen.
De laatste tijd vind ik het steeds beschamender om iets over de actualiteit te schrijven. Zoals de meeste mensen die ik ken zit ik dagelijks in de beschutting van mijn eigen huis achter de computer, onze nieuwe habitat. Over het beeldscherm een onafgebroken stroom van tekst over de pandemie, steeds drogere zomers, nog meer branden en ook elk jaar weer groter, een orkaanseizoen dat alle voorgaande zal doen verbleken en meer gesmolten ijs in minder dan een decennium dan iemand ooit voor mogelijk had gehouden, zelfs de klimaatwetenschappers. Ondertussen lijken de publieke voorzieningen en het democratische gehalte van onze regeringen – waar dan ook ter wereld – met evenveel vaart te smelten als het ijs. De gêne wordt veroorzaakt door het feit een leek te zijn op het gebied en de schaal die onze wereld bedreigt; de globale schaal, de geologische schaal. Wat kan een schrijver met het oog op die schaal? Misschien voorzichtig een verband scheppen, lijnen tonen tussen het innerlijke, individuele leven en deze geologische schaal. Tussen het freelance bestaan alleen achter een computer, zonder zekerheid voor ziekte en ouderdom, de door vastgoedspeculatie gesegregeerde stad daarbuiten, en het kapitaal dat onze democratie uitslijt en burger- en arbeidsrechten ondermijnt omdat de verhouding tussen de economie in de echte wereld en de beschikbare hoeveelheid geld op de financiële markten niet meer in verhouding met elkaar staan.
In Die Wand, een roman van de Oostenrijkse schrijfster Marlen Haushofer uit 1963, doet de laatste vrouw op aarde verslag vanuit een jachthut in de Alpen. Ze weet trouwens niet of ze de laatste is. Ze was op bezoek bij haar nicht Luise en diens echtgenoot. Op de dag van aankomst gaat het echtpaar nog wat drinken in het dorp en laten hun hond achter. Ze komen echter nooit meer terug en de volgende dag ontdekt de vertelster dat er een ondoorzichtige wand tussen haar en het dorp loopt, tussen haar en de rest van de wereld. Achter de wand ziet ze dieren en mensen versteend in hun houding staan, alsof ze naar een kleurige versie van Pompeï kijkt. Aanvankelijk denkt ze dat de wand en de verstilling daarachter het gevolg is van een nieuw, experimenteel wapen, maar dat de mogendheid die het wapen heeft ingezet nog niet is komen opdagen om de overwinning te claimen. Uiteindelijk maakt de oorzaak niet zoveel uit.
De achtergebleven hond, Lynx (de raadselachtige roepnaam van alle honden in het dal), geeft trouw en vriendschap. Om de natuurlijke opgewektheid van de hond niet te verjagen doet ze zich vaak vrolijker voor dan ze is – voor hem – en wordt dat al doende ook. Zijn gezelschap maakt de eerste paar jaar in eenzaamheid en onzekerheid draaglijk. Zozeer is ze geroerd door de aanhankelijkheid van het dier dat ze zich afvraagt of de mens zijn grootheidswaan niet te danken heeft aan de aanbidding van de eerste gedomesticeerde honden. Het verschil tussen mens en dier wordt steeds minder belangrijk, arbitrair bijna. Voor het eerst is ze ook volledig afhankelijk van haar eigen handen en begint ze de ledematen te aanschouwen als gereedschap. Ze beeldt zich zelfs in dat als de hond Lynx handen had gehad, hij uiteindelijk ook zou zijn begonnen met denken en praten, zoals de mens.
Ondanks de schoonheid van de omringende natuur wordt de strijd om te overleven niet als idyllisch gepresenteerd. Tegelijkertijd werpt de ervaring alleen op de wereld te zijn achtergebleven het voorgaande ‘normale’ leven in een nieuw perspectief. De vrouw beseft achteraf pas dat ze nooit een volledig mens is geweest; er is zoveel in de wereld geweest dat ze niet wist en waar ze zelfs geen interesse voor had. En nu is het te laat. Nu is ze een graatmager, bijna geslachtloos persoon geworden en kijkt ze met lichte verachting terug op haar vroegere zelf; een ouder en dikker wordende vrouw die zich gelukkig prees er nog relatief jong uit te zien. Ook om haar dochters kan ze niet echt rouwen. Ze trekt zich hun lot aan, maar beseft dat haar kinderen na hun vijfde niet echt meer aan haar toebehoorden, dat zodra ze waren gesocialiseerd het vijandige wezens waren geworden.
Terwijl ik een wandelingetje door de stad maakte, sprak ik mijn moeder. Tijdens de pandemie ontdekte ik dat bellen eigenlijk onze optimale vorm van communicatie is. Ik vertelde haar dat ik me zorgen maak over de toekomst. Dat ik me verbaasde over vrienden die kinderen blijven krijgen zonder dat iemand ooit de sombere prognoses voor het leven op onze planeet ter sprake brengt in de buurt van die baby’s. Het is vermoedelijk geen gepast onderwerp voor kraamvisites. Ach, zei mijn moeder, toen ik zwanger was van je broer werd er veel gepraat over een dreigende kernoorlog. In de bijbel wordt gesproken over een tijd met “hongersnoden, en pestilentien, en aardbevingen, oorlogen, en geruchten van oorlogen.” Oorlogen en geruchten van oorlogen, daar moet ik de laatste tijd vaak aan denken.
Ik zocht het later op en het bleek uit het Nieuwe Testament te komen: Mattheüs 24 – 6. Jezus vertelt zijn discipelen hoe ze zijn wederkeer kunnen herkennen. Het gaat eerst heel veel slechter worden. Maar niet iedereen zal dat direct door hebben, zoals die nietsvermoedende stedelingen die vrolijk doorgingen met eten en drinken terwijl Noah druk aan z’n Ark aan het timmeren was. Het gaat zelfs zoveel slechter worden dat als zijn vader die eindtijd niet barmhartig wat verkortte er helemaal geen mensen zouden overblijven. En het is maar te hopen dat die eindtijd niet begint tijdens de winter of de sabbat. Zogende en zwangere vrouwen zijn sowieso de pineut. Tot zover Mattheüs. De bijbel is natuurlijk erg goed in het vestigen van die connecties tussen het individuele en het kosmische (de voorganger van het globale).
De geschiedenis wordt voortdurend geproduceerd, onder grote maatschappelijk belangstelling en druk. Wat echter niet wil zeggen dat geschiedenis uitsluitend een sociaal construct is. Het is een sociaal construct met een referent; de gegevens en feiten die met nieuw onderzoek en nieuwe technologie boven komen. Een van de grote wetenschappelijke doorbraken de laatste jaren is bijvoorbeeld DNA-onderzoek dat inzicht geeft in de menselijke migratiestromen van de afgelopen millennia. ‘De prehistorie was niet zo wit als nu in de nieuwe canon is opgenomen’, schreef een groep archeologen verbonden aan de Universiteit van Leiden in een ingezonden brief in de Volkskrant van 28 juni 2020. Ze reageerden daarmee op de afbeelding van hoogblonde, blauwogige mensen rondom hunebedden in de plaatjes uit de net gepresenteerde nieuwe Canon van Nederland. De archeologen wijzen erop dat al uit onderzoek uit 2001, met de reconstructie van het uiterlijk van de prehistorische Trijntje, blijkt dat haar huid donker was. “Op deze manier wordt “onze oudste geschiedenis niet alleen belegen en hopeloos gedateerd gepresenteerd, er is ook sprake van whitewashing,” schrijft de groep archeologen.
Eerder kreeg de Britse classica Mary Beard, wel wat gewend als vrouwelijke publieke intellectueel, nog meer online geweld over zich heen na de uitspraak dat er waarschijnlijk ook zwarte mensen waren in Romeins England. Het Romeinse rijk strekte zich in zijn hoogtijdagen immers uit tot Noord-Afrika, en de bevolking van burgers, slaven en huurlingen was mobiel. Het is dus niet gek om te veronderstellen dat ook in die tijd de Britse bevolking niet homogeen wit was. Critici verweten haar een politiek correct verleden te schetsen. Ze waren boos dat hun claim op het land werd betwist, ze maakten haar belachelijk zodat ze zich niet in de feiten hoefde te verdiepen.
Een verglijkbaar voorbeeld van de voortdurende retrospectieve productie van het verleden is de vondst van een exemplarisch Vikinggraf in Birka (Zweden). Het graf werd ontdekt in 1889, het skelet van een strijder omringd door wapens en grafschatten. In de jaren zeventig rees het vermoeden dat het om een vrouwenskelet ging. Lange tijd werd ontkend dat het een vrouw kon zijn geweest of beweerd dat de botten tijdens het opgraven door de war zouden zijn geraakt of dat de voorwerpen later bijgezet zouden zijn. In 2017 werd met DNA-onderzoek definitief bevestigd dat het skelet van een vrouw was. Dit enkele voorbeeld wil niet zeggen dat de Vikingen nou zo geëmancipeerd waren, maar het maakt duidelijk hoe sterk de interpretatie van archeologische vondsten is gebaseerd op onze huidige ideeën.
In haar boek The Child to Come. Life after the Human Catastrophe (2016) onderzoekt Rebekah Seldon de relatie tussen de figuur van het kind en de toekomst van de planeet in speculatieve fictie. Ze schrijft:
“Together, the child and the globe give face and figure to the abstraction “life-itself.” […] Saving the child, in other words, appears tantamount to saving the future, just as saving the future is done in the service of protecting the children of the future.”
Sheldon ziet een groot probleem in de stijlfiguur van het individuele kind als embleem van de wereld en de toekomst in één, zoals die vaak gebruikt wordt in dystopische romans en film. Het suggereert namelijk dat als we de wereld kunnen stopzetten in de staat waarin ze nu is, op deze temperatuur, we een veilige toekomst zouden hebben gerecreëerd voor de huidige (westerse) baby. Het idee van een baby wiens redding symbolisch zou zijn voor de redding van de planeet en daarmee de toekomst van de mensheid, gaat voorbij aan alle soorten van leven, vegetatief en dierlijk, en allerlei manieren van leven, die aan het verdwijnen of al verdwenen zijn; kuststroken, droge gebieden, moerassen, hittegolven in steden. Plaatsen die onherstelbaar veranderd zijn en soms al lang onbewoonbaar geworden voor de mens.
Onze wereld is het resultaat van zoveel factoren – maatschappelijk, geologisch, fysiek en virtueel – dat we niet kunnen overzien hoe de wijziging van één factor de rest zal beïnvloeden. In een poging het verschil tussen natuur en cultuur te problematiseren, waarmee ze in een lange traditie van kritische, feministische theorie staat, gaat Sheldon voorbij aan het bestaan van natuur (of materie) als element buiten de mens. Er is misschien geen plek meer op aarde die niet beïnvloed is door de mens – door klimaatopwarming, microplastic, grondwatervervuiling of noem maar op – maar dat wil niet zeggen dat natuur niet bestaat als entiteit los van de mens. Het feit dat we archeologische resten alleen kunnen interpreteren binnen ons huidige belevingswereld, wil niet zeggen dat de ervaringen van onze voorouders niet hebben bestaan. Voor een effectieve klimaatbeweging is het noodzakelijk te erkennen dat het wellicht onze beleving van de aarde (onuitputtelijke en onaantastbaar) is die de vernietiging van de natuur in gang heeft gezet, maar dat de aarde ook bestaat buiten onze beleving en dus altijd meer is dan alleen een sociaal construct.
Ik ging naar de National Gallery in Londen en keek naar de havengezichten van Amsterdam, de stillevens zoals ze ook in het Rijksmuseum hangen, de portretten met zwarte achtergronden en witte kragen. Ik keek naar de schilderijen en voelde een onmiskenbaar gevoel van bezit. Ik wist dat het havengezicht nu het Rokin is, ik herkende de Schreierstoren, de Oude kerk en de Zuiderkerk, ik kon de banieren lezen, ik heb op school moeten leren over de geschiedenis van de republiek – waar een klein land, etc. Ik wist hoe de exotisch uitziende tweeklanken in de namen van de schilders zouden moeten klinken. En op een vreemde wijze, gênant bijna, voelde ik dat ik door mijn nationaliteit een claim had op de schoonheid van deze werken. Een nationaliteit die ik thuis nooit met trots zou claimen en die sommigen mij vanwege mijn kleur zelfs zouden willen ontzeggen. De bewolkte luchten gaven me heimwee, zo in die stad vol vreemden. Een stad op een grotere schaal met onleesbare mensen. Een massa ingesloten in lang-vergane imperiale grandeur waarvan de gevolgen over de hele wereld doorzingen, hier bijeen geperst in een staat van insect-achtig samenzijn. Al die tweebenige wezens, de ogen naar voren, de buik met vitale organen onbeschermd, dicht opeengepakt op de zandstenen trappen naar Neoclassicistische gebouwen, leunend tegen smeedijzer hekwerk, in drommen voor het stoplicht bij de rotonde rondom een immense sokkel met een of andere zeeheld of gestolen obelisk. Ze ademden in en uit, in en uit, niet bewust van hun eigen gekrioel omdat hun hersenen zo gefocust zijn op het gelaat dat ze een gezicht kunnen zien in elke symmetrische combinatie van twee stippen en een lijn.
De Amerikaanse dichter Claudia Rankine publiceerde een vroege poëziebundel met de titel, Nothing in Nature is Private en ik heb de connectie tussen het begrip natuur en privacy altijd intrigerend gevonden. Mensen willen een eigen kind, zelfs tot het absolute mirakel dat een leven is, verlangen ze een bezitsrelatie. Maar waarom? Van zoveel wordt gezegd, dat is biologisch en dan denk ik, als je dat weet dan heb je toch juist de keus is om het niet te doen? Maar dat lijkt nooit bedoeld te worden met die uitspraak, het wordt doorgaans gebruikt als verklaring en apologie. Alsof cultuur niet een wezenlijk onderdeel van onze soort-zijn is ondertussen, na een paar millennia of wat.
Ik liep door een welvarende buitenwijk van Berlijn en vroeg me af wat de mensen op de terrassen en in de supermarkten zagen; een immigrant, toerist, uitwisselingsstudent, een vluchteling, een indringer? Ik zag dat ze iets dachten, het was geen totale onverschilligheid waarmee ze me aanschouwden, maar ook geen actieve interesse. Ik kon deze voorbijgangers minder goed inschatten dan de mensen thuis. Misschien was het niet meer dan de registratie van iets afwijkends in het landschap dat ik in hen weerspiegeld zag.
De enige mensen die me aanspraken in die maanden waren twee mannen in een supermarkt die hoopten dat ik Nigeriaanse was. Er waren ook een paar incidenten van mannen die me aanspraken door niets te zeggen, maar slechts door een t-shirt van een rechtse organisatie te dragen en in de buurt te patrouilleren met hun hond. De aanwezigheid van een man met swastika-tatoeage aan een idyllisch meer in het voormalige oosten verpestte het begin van een vrolijke picknick. Ik had me zelden zo zichtbaar gevoeld en toen het eenmaal begon was het niet meer mogelijk het besef uit te zetten. Kennissen vertelden later dat ze vroeger hele gebieden in de stad actief hadden vermeden, omdat ze uitgescholden en bespuugd waren.
En ik besefte heel plotseling, heel direct, en heel laat, hoe effectief de dreiging van fysiek geweld is om mensen stil en van straat te houden. Ik zag plotseling de omtrek van de veilige cocon waarin ik thuis had geleefd. Er was geen enkele manier om mijn kleur te verbergen in een zomer die alle globale warmterecords doorbrak. Ik liep de 10 minuten van het station naar het huis in het donker terwijl mijn hart in mijn keel klopte bij elke bocht en ik mijn telefoon en huissleutels in mijn hand klemde. Als de vaagste dreiging van fysiek geweld al zo effectief is, hoe weinig is er nodig, dacht ik met schaamte, om mij van straat en uit de publieke ruimte te verdrijven? Het is een precaire balans die de stad toegankelijk maakt voor de wandelaar alleen.
Ook extreemrechtse stromingen zijn geïnteresseerd in milieubewegingen. Het idee van conservatie en restauratie van het land valt natuurlijk mooi binnen het idee van de ethno-homogene natiestaat. Binnen ideeën van Blut und Boden, van puurheid en stasis. In Duitsland hebben extreemrechtse partijen al met succes organisaties voor duurzame vormen van leven geïnfiltreerd. Ze zijn ook succesvol gebleken bij het inlijven van boerenbewegingen die zich door nationale en Europese milieuwetgeving belemmerd en achtergesteld voelen in hun concurrentiepositie binnen de globale markt. Van Klimaschutz naar Heimatschutz.
Na elke definitieve ontworteling is er weinig anders te doen dan het beste maken van de plek waar je terecht bent gekomen. Nieuwe wortels kweken. Misschien heb ik makkelijk praten hier en nu, want ik heb niet de nostalgische herinnering aan een verloren Eden, noch de traumatische herinnering aan een voortdurende hel. Bovendien besefte ik pas heel laat in het leven, ik was al volwassen en had al een stuk of wat bijna homogeen witte instituties doorlopen, dat ik misschien ook wel tot de onwelkome behoorden in mijn nieuwe moederland. En als je dat weet komen ook alle eerdere ervaringen in een nieuw licht te staan. Zelfs al kun je je wortels niet kiezen, je kunt wel kiezen hoe je ertoe te verhouden.
Deze zomer is de warmste temperatuur ooit op de Noordpool gemeten. Terwijl onze regering besloten heeft dat wij de verwachte crisis (die zich al voor de pandemie had aangekondigd) in moeten na weer een ronde van kaalslag op alle publieke voorzieningen en KLM met staatssteun in de lucht wordt gehouden, smelt de ijskap op de Noordpool sneller dan zelfs in de slechte prognoses van de klimaatwetenschappers. Een van die wetenschappers schreef dat de ineenstorting van onze beschaving nabij is. Aan de andere kant is de vraag in hoeverre je van beschaving kan spreken als een soort met kennis van deze ramp niet in staat is iets te doen, het zelfs laat verergeren.
Niets in de natuur is privé. Omdat het van ons allemaal is, omdat het van niemand is?
Een simpele oplossing lijkt te zijn overal te leven met het besef dat we er maar tijdelijk zijn. Met een tijdelijke en beperkte claim op het eigen leven en de wereld rondom ons. Maar zelfs dat kan niet. Te kennen en herkennen zonder te willen beheersen en bezitten, ik dacht dat dat liefde was. Maar zelfs in de meest intieme relaties, misschien juist daar, is er kinderlijke woede wanneer iemand waarvan je houdt zich voor even onbeschikbaar maakt. Aanhankelijkheid zit misschien in ons. We willen bezitten, beschikking hebben over, een exclusieve claim. Zodra je dat weet, kun je beginnen er iets aan te doen.
In Australië besloot een mijnbedrijf een deel van een gebergte op te blazen voor het winnen van graniet. In de grotten in het gebergte was bewijs van menselijk leven van 46.000 jaar geleden – nog voor de laatste ijstijd – gevonden. De belangrijke archeologische vindplaats, een heilige plaats voor de voorouders van de huidige Australische Aboriginals, werd vernield voordat het uitgebreid onderzocht kon worden. Ik stel me voor dat de aandeelhouders van het mijnbedrijf het soort mensen zijn die geld doneerden om de Notre Dame te restaureren. Het idee dat er achter de vernietiging van veel in deze wereld niet meer zit dan ordinair winstbejag, een fikse scheut racisme en het gevoel recht te hebben op alles, is soms nog beangstigender dan de idee van een kwaadaardig complot (van om maar eens wat te noemen, aliens, handenwrijvende mannetjes in achterkamers, religieuze fanaten, het industrieel-militair complex, QAnon). De banale lelijkheid van de opbrengst en de minieme afmeting van de groep aan wie die opbrengst ten goede komt lijkt zo ver te liggen van elk idee van redelijkheid en efficiëntie. En dat zijn op zichzelf al magere goden om het lot van de mensheid aan de voeten te leggen.
Zoals veel kinderen bezat ik schatten. Een daarvan was een witte potscherf met zwarte strepen van Anasazi keramiek. Elke keer als ik de geschilderde strepen op de scherf ter grootte van mijn handpalm zag had ik een gevoel alsof ik de hand schudde van de maakster die al een paar eeuwen dood was.
In een online interview uit mei – midden in de pandemie – pleit de Zweedse klimaattheoreticus en -activist Andreas Malm voor een vorm van actie waarin niet alleen de symptomen van klimaatverandering worden aangekaart maar vooral de drivers. Tijdens de pandemie is gebleken dat grootscheepse staatsingrijpen met populaire steun op basis van nationaal welzijn (simpelweg het leven van burgers) in plaats van economische belangen (oftewel winst) mogelijk is. Waarom zouden even ingrijpende maatregelen dan niet mogelijk zijn bij een even urgente crisis als het klimaat? Een crisis die bovendien al veel langer bezig is. Malm beargumenteert overtuigend dat de mogelijkheid van restricties op de beslissingsvrijheid van grote bedrijven en particuliere consumptie niet een belemmering van burgervrijheid is, maar juist een broodnodige verruiming van democratie. Dat is namelijk de enige mogelijkheid tot zeggenschap over het voorbestaan van de planeet door het electoraat, de mogelijkheid tot een toekomst die niet voornamelijk bepaald wordt door de louche directies en aandeelhouders van bedrijven zoals Shell en BP. Provocatief pleit hij voor het in het vizier nemen van de ‘drivers’ aan de hand van het idee van een Leninistische ecologie. Daarmee verwijst hij naar de grootscheepse economische noodmaatregelen die Lenin nam tijdens de Bolsjewistische Revolutie (1914) om Rusland zonder toegang tot fossiele brandstof toch draaiende te houden. “We must find a way of turning the environmental crisis into a crisis for fossil capital itself,” zegt hij in een interview elders.
De wereld wordt vernietigd door mensen die denken sneller rijk te kunnen worden dan de wereld vernietigd wordt en tegelijkertijd steeds sneller rijk moeten worden om hun eigen vernietiging van de aarde te overleven. Onder de boerderijen in Gotland zijn enorme schatten met zilvermunten gevonden, een voorraad onder bijna elke boerderij. Bij elkaar zijn er in Gotland en de Baltische staten meer dan een miljoen zilveren Dirhams gevonden, bijna negen keer zoveel als in het Midden-Oosten, waar ze gemunt zijn. Hoewel er niet genoeg bronnen zijn om daar uitsluitsel over te geven, lijkt het onwaarschijnlijk dat al die Vikingen munten in de achtertuin begroeven en dat vervolgens vergaten te vertellen aan hun nabestaanden. Waarschijnlijker is dat de rijkdom was bedoeld voor in het hiernamaals. Maar we weten het niet. Wij zullen voor onze toekomstige archeologen een laag van blik en plastic, maar vooral kippenbotten achterlaten. Die symptomen en symbolen van onze beschaving zijn nu al in de aardlagen opgeslagen. Maar die resten zijn niet het laatste woord over onze beschaving, zoals we continue ons beeld van het verleden moeten – en kunnen! – bijschaven, moeten en kunnen wij dat ook doen voor de verbeelding van toekomst.
events:
Online lunch event met Fiep van Bodegom, Lietje Bauwens, Jasper Griepink en Chihiro Geuzebroek
ArtEZ studium generale x Mister Motley
online event 16 dec. 2020
related content
people – 16 dec. 2020
Lietje Bauwens
interview Lieneke Hulshof – 09 dec. 2020
Wanneer taal poëzie wordt, komen we dichter bij de werkelijkheid
in gesprek met Jasper Griepink
refered to from:
news – 09 sep. 2020
LAND: on climate, ownership and coexistence
ArtEZ studium generale starts new programme
podcast – 16 sep. 2020
Onpeilbaar: over natuur, land en eigendom
Dennis Gaens in gesprek met Fiep van Bodegom
essay Lietje Bauwens – 08 okt. 2020
Er woont iemand in het moeras
video – 11 jan. 2021