Wanneer de tekening ‘klaar’ is voer je samen een gesprek over wat je ziet. Vragen waaraan je kunt denken zijn:
Wat levert je manier van denken/onderzoeken je op en wat levert het je (nog) niet op?
Kun je zelf bepalen op welk spoor je je bevindt?
Heeft je denken een begin of eind?
Is je denken snel of langzaam? Kun je springen in tijd of niet?
Wanneer loop je vast en hoe kun je dat verhelpen?
Waardoor word je denken beïnvloed?
Van welk materiaal is je denken/denkkaart gemaakt?
Het kan zijn dat je tijdens het gesprek de noodzaak voelt om de tekening te verhelderen door er zaken bij te tekenen, doe dat vooral!
Geef je denken tot slot een naam. Geef de naam vanuit de vorm die het gekregen heeft.