Kleuren bestaan bij de gratie van een moment
Essay over de tijd van kleur in de serie TIJD
essay by Barbara Collé – 19 sep. 2023topic: TIJD / TIME
Wanneer we over beelden en kleuren spreken, zeggen we niet dat die als entiteiten verschijnen, of door de ether zweven richting ons oog. De kleuren die we zien, blijven – terwijl we ze waarnemen – vastgekleefd aan ‘hun veroorzaker’. Zoals bijvoorbeeld de bladeren aan de bomen die nu nog veelal groen kleuren. Het groen dat we zien is teruggekaatst licht. Het licht, en daarmee de kleuren, die de bladeren hebben geabsorbeerd zien we juist niet. Deze transformatie van licht naar kleuren leren we met natuurkunde. Daarmee weten we in abstractie dat de kleuren die we waarnemen uit teruggekaatste stralen licht bestaan. En als we het ons op deze manier voorstellen vullen kleuren wel degelijk de ruimte tussen ons oog en de bladeren. Want de bladeren hebben juist dit groene licht niet opgenomen, want ze ketsen het af. Het groen zit dus allerminst vast aan de bladeren. Toch spreken we over het algemeen over groene, dan wel gelige of naar oranjerood neigende bladeren. En daarmee zeggen we dat de kleuren aan de bladeren toebehoren als karaktereigenschappen van het loof.
‘[…] the color is not in the place those miles away at the horizon, but in the atmospheric distance between you and the mountains,’ aldus schrijver Rebecca Solnit.
Bovenstaand citaat komt uit Solnits essaybundel A Field Guide to Getting Lost (2017). Het boek bestaat uit negen essays waarvan elk even essay (het tweede, vierde, zesde, etc.) de titel The Blue of Distance draagt. In één van die essays schrijft ze: ‘[…] the blue at the horizon, the blue of land that seems to be dissolving into the sky, is a deeper, dreamier, melancholy blue […] the blue of distance.’ Ze staat buiten op een plek waar ze mijlenver kan kijken en verwondert zich over het diepe blauw in de verte. Waar ze tijdens het staren in die verte achter komt is dat dit blauw niet een kleur is die vastzit aan de bergketen in het verschiet, maar dat die kleur tussen haar en die verste verte in ligt. Haar verlangen naar dit blauw doet haar namelijk uitreiken naar het vergezicht en dan realiseert ze zich dat ook al zou ze naar die horizon toelopen, het blauw haar altijd voor zal blijven. Het is de onoverbrugbare afstand tussen haar en de verte die het uitzicht blauw kleurt. De onbereikbare kleur zit niet vast aan de hemel of de rotsen maar aan een niet vast te pakken ruimte tussen haar en de verte. De kleur bestaat louter in het tussengebied tussen de waarnemer en de eindeloosheid. De kleur toont haar de tussenruimte en de tussentijd. Voor Solnit is die blauwe tussentijd een synoniem voor verlangen en die betekenis komt overeen met een IJslands gezegde dat vrij vertaald luidt: De afstand maakt de bergen blauw. Juist doordat je doordrongen bent van het feit dat iets of iemand buiten je bereik ligt, vlamt je verlangen intenser dan ooit. Het gemis maakt alles nog zuurder, zoeter, luider, glansrijker, blauwer of groener (zoals het gras aan de overkant).
Deze tijdafhankelijke kleuren zijn glanzende, fonkelende en bewegende kleuren. Een bewegende kleur is bijvoorbeeld een vlam, siervuurwerk of glitter. Maar ook glinsteringen in een wateroppervlak zijn dynamische kleuren. De indrukken die wij van deze kleuren krijgen bestaan uit verschillende stadia. Zo beschrijft Katz een glanzende toon in het nog-niet-glanzende stadium, het volle-glans stadium en het niet-meer-glanzende stadium. En de kleur die we zien is al die stadia bij elkaar. Je kunt het vergelijken met naar de kleur roze kijken. We weten dat dit roze is opgebouwd uit rood en wit, maar dat zien we niet. We zien de kleur als eenheid namelijk als roze. We kijken niet naar de ingrediënten want door de menging is iets nieuws ontstaan. Zo is de menging van tijdafhankelijke kleuren een optelling van alle stadia van de beweging. We zien het als één kleur die bestaat bij de gratie van dynamiek en tijd.
Recenter zag ik in Kunstenlab in Deventer fonkelende kleuren van Roos van Haaften. In de tentoonstellingsruimte hingen zes lichtwerken met de titel no.129 heavy frost (2022). Elk lichtwerk bestond uit twee rechthoekige vormen boven elkaar en van elkaar gescheiden door een horizontaal plaatje transparant plexiglas. Het plaatje was als een plankje aan de muur bevestigd en erop lag gekreukt glinsterend iriserend folie. Een lamp belichtte vanaf de grond het transparante, gekleurde folie dat vervolgens een kleurbeeld wierp op de muur erboven en eronder. Door deze constructie had elk werk een boven- en een onderkleur. De bovenkleur laaide bijvoorbeeld overwegend rozeoranje op terwijl de overheersende kleur van de rechthoek onder de streep vooral felgroen oplichtte. Het waren kleurkreten met hun bijbehorende, vervormde echo.
Bijzonder is dat het ervaren van kleuren in de in-between, het omgekeerde is van kleuren objectiveren. Omdat een tussengebied en tussentijd per definitie een verbinding betekent. Het speelt zich af tussen het ene en het andere in. Door de tijdelijkheid van kleuren te zien, zien we tegelijk dat ze bezield, animated, zijn. ‘Het blauwe tussen’ verbindt Solnit met haar altijd onbereikbare verlangen, Van Sonsbeecks gouden stralen verbinden levens van een daar en toen met levens van het hier en nu. En de lichtende vergankelijke tussenkleuren in no.129 heavy frost verbinden ons met het waardevolle nu. De kleuren maken ons erop attent dat we ons met onze tijdelijkheid moeten verbinden. Dat het leven dan vloeiender en zinvoller wordt. Want dat is het wonderlijke aan ephemeral experiences. Juist door het vluchtige en vergankelijke in kunst te ervaren, komen we zo dicht als we kunnen bij de ervaring van eeuwigheid. We staan even oog in oog met het bezielde dat met kleur en tijd wordt gevoed.
Barbara Collé
Barbara Collé richt zich als beeldend kunstenaar en filosoof op onze ervaring van kleur. Door kleurervaringen en kleurrelaties te bestuderen, onderzoekt ze hoe kleuren ons verbinden met de wereld om ons heen.
Rood zijn
Over de verbindingsdraad tussen natuur en kleur
In deze bijdrage licht Barbara Collé het visuele onderwerp kleur uit en verbeeldt daarmee de mogelijkheid van een andere relatie met onze omgeving. Het belicht traditionele kennis, de westerse scheiding tussen subject en object en de rol van ervaring in onze relatie met de natuur en de aarde.
De zee als metronoom – verwijdering en toenadering als tijdsbeleving
The sea as metronome: estrangement and reconciliation as experiences of time
Kunnen we tijd maken, tijd voor het niet-weten als productieve kracht? In de serie TIJD gaan ArtEZ Studium Generale en Mister Motley hier dieper op in. Voor deze serie schreef Laure van den Hout het openingsessay De zee als metronoom waarin ze aan de hand van de natuur als eerste klok ingaat op een tijdsbeleving die gevormd wordt door toenadering en verwijdering.
Een draagbaar thuis – Lara Bongard over haar werk The Girl Who Crossed the River with a Tablecloth
Essay in de serie TIJD
Lara Bongard deelt de onzichtbare geschiedenissen van haar joodse familie, waar ze licht op schijnt middels haar werk The Girl Who Crossed the River with a Tablecloth, tot en met 1 oktober te zien in het Joods Museum.
Interview with Thijs Linssen
About the strong connection between cinematography and time
Thijs Linssen is a visual artist with his studio in Arnhem. His work consists of film, sculptures, photographs, installations and performance. It is an amalgamation of experiences, fascinations and suggestions.
Nieuw dossier: Tijd
In een serie publicaties en programma’s onderzoeken ArtEZ Studium Generale en Mister Motley de effecten van tijd(sdruk) op het makerschap. Want hoe zorgen we ervoor dat niet ook het makerschap steeds meer ten prooi valt aan de wetten van de kapitalisering? Kunnen we tijd maken, tijd voor het niet-weten als productieve kracht? Op welke manieren kunnen we weerstand bieden, activistisch tijd maken, doorbreken wat we met elkaar in stand houden? Kan tijd een creatief instrument zijn?