Radna Rumping cureerde dit jaar in samenwerking met Michiel van Iersel voor ArtEZ in Zwolle het Winterlab: een interdisciplinair programma waarin studenten van verschillende opleidingen (vanuit Art & Design, Theater en Conservatorium) samenwerken onder leiding van artistieke professionals. Voor Studium Generale deelt Radna enkele indrukken in relatie tot het thema Lichaam en (on)Macht.
“Dat wat er heeft plaatsgevonden is verankerd in kunstwerken, notities en ontwerpen, maar misschien nog wel meer in herinneringen, inzichten, bewegingen en het onderbewuste.”
Maandag, 23 januari, 10:00 uur - een kerk als plein voor samenkomst
Hoe verandert de ruimte van een kerk als er 400 studenten samenkomen? Ik heb vaker bijeenkomsten en artistieke programma’s in kerken georganiseerd, ben bekend met de schaal, en weet hoe er, ook in een statig gebouw, toch een intimiteit en geborgenheid kan ontstaan als een groep van vijftig of honderd lichamen samenkomt. Maar 400 lichamen is net iets anders. Je kunt je er een voorstelling van proberen te maken, en vooraf 400 stoelen gaan neerzetten, wat resulteert in een strakke opstelling met heel veel rijen. Je kunt ook het kerkgebouw open laten, en de ruimte beschouwen als een plein, waarin een groep zichzelf zal weten te organiseren.
De Grote Kerk aan de Grote Markt in Zwolle is zojuist gerestaureerd. Het ruim 600 jaar oude gebouw heeft met fris geschilderde wanden een lichte uitstraling en de temperatuur is er bijzonder aangenaam - er is zelfs vloerverwarming. De stichting die het gebouw beheert en ontwikkelt heeft de plek omgedoopt tot Academiehuis; als een baken middenin de stad waar je altijd even naar binnen kan lopen. Voordat studenten zich gaan opsplitsen in 24 kleinere Labs met wie ze de rest van de week aan de slag gaan, lijkt het me belangrijk eerst samen te komen onder één dak. Om iets van de omvang van Winterlab te ervaren, en te weten: ook als wij straks niet in dezelfde ruimte zijn, zijn wij toch onderdeel van een collectieve ervaring.
Het betreden van een kerk en een klassiek museum zet aan tot een vergelijkbare houding; op beide plekken gaan mensen vaak iets gedempter spreken. Je gaat er ook niet zomaar rondrennen, maar beweegt eerder behoedzaam door deze ruimtes; de architectuur straalt ontzag uit. Dat kan aangenaam zijn - de ongeschreven gedragscodes bieden rust, overzicht en concentratie - maar niet ieder lichaam voelt zich hier prettig bij. Een plein heeft een andere dynamiek: daar kun je ook rondhangen, vrij bewegen, alleen verblijven zonder duidelijk doel of juist met anderen in gesprek zijn.
Nadat ik een korte introductie heb gegeven over deze editie van Winterlab, opent Pamela Jordan de week met een collectieve luisteroefening. Als onderzoeker met een achtergrond in architectuur zet ze geluid in om historische en ruimtelijke ontwerpen in gebouwde omgevingen uit het recente en verre verleden te analyseren. Daarvoor maakt ze gebruik van veldopnames, maar ook deep listening-technieken. Ze nodigt deze maandagochtend alle studenten uit een eigen plekje in het Academiehuis te vinden, en dan transformeert de ruimte: van een bijeengekomen menigte die luistert naar een spreker op een podium, neemt de kerk nu de vorm aan van een groot plein waar verspreid door het hele gebouw - op de vloer, in de kerkbanken, op de traptreden richting het barokke orgel - groepjes studenten zitten. We zijn in afwachting, we luisteren naar de stem van Pamela en naar haar vragen: “Luister naar jezelf - hoe hoor je dat je aanwezig bent? Beïnvloedt de door jou gekozen positie de perceptie van jezelf? Luister vervolgens naar het gebouw waarin we ons bevinden. Hoe weet je dat het er is? Wat herken je eraan?”
Uiteindelijk luisteren we naar de stilte. Nu is er een begin.
De Grote Kerk aan de Grote Markt in Zwolle is zojuist gerestaureerd. Het ruim 600 jaar oude gebouw heeft met fris geschilderde wanden een lichte uitstraling en de temperatuur is er bijzonder aangenaam - er is zelfs vloerverwarming. De stichting die het gebouw beheert en ontwikkelt heeft de plek omgedoopt tot Academiehuis; als een baken middenin de stad waar je altijd even naar binnen kan lopen. Voordat studenten zich gaan opsplitsen in 24 kleinere Labs met wie ze de rest van de week aan de slag gaan, lijkt het me belangrijk eerst samen te komen onder één dak. Om iets van de omvang van Winterlab te ervaren, en te weten: ook als wij straks niet in dezelfde ruimte zijn, zijn wij toch onderdeel van een collectieve ervaring.
Het betreden van een kerk en een klassiek museum zet aan tot een vergelijkbare houding; op beide plekken gaan mensen vaak iets gedempter spreken. Je gaat er ook niet zomaar rondrennen, maar beweegt eerder behoedzaam door deze ruimtes; de architectuur straalt ontzag uit. Dat kan aangenaam zijn - de ongeschreven gedragscodes bieden rust, overzicht en concentratie - maar niet ieder lichaam voelt zich hier prettig bij. Een plein heeft een andere dynamiek: daar kun je ook rondhangen, vrij bewegen, alleen verblijven zonder duidelijk doel of juist met anderen in gesprek zijn.
Nadat ik een korte introductie heb gegeven over deze editie van Winterlab, opent Pamela Jordan de week met een collectieve luisteroefening. Als onderzoeker met een achtergrond in architectuur zet ze geluid in om historische en ruimtelijke ontwerpen in gebouwde omgevingen uit het recente en verre verleden te analyseren. Daarvoor maakt ze gebruik van veldopnames, maar ook deep listening-technieken. Ze nodigt deze maandagochtend alle studenten uit een eigen plekje in het Academiehuis te vinden, en dan transformeert de ruimte: van een bijeengekomen menigte die luistert naar een spreker op een podium, neemt de kerk nu de vorm aan van een groot plein waar verspreid door het hele gebouw - op de vloer, in de kerkbanken, op de traptreden richting het barokke orgel - groepjes studenten zitten. We zijn in afwachting, we luisteren naar de stem van Pamela en naar haar vragen: “Luister naar jezelf - hoe hoor je dat je aanwezig bent? Beïnvloedt de door jou gekozen positie de perceptie van jezelf? Luister vervolgens naar het gebouw waarin we ons bevinden. Hoe weet je dat het er is? Wat herken je eraan?”
Uiteindelijk luisteren we naar de stilte. Nu is er een begin.
“We zijn in afwachting, we luisteren naar de stem van Pamela en naar haar vragen: “Luister naar jezelf - hoe hoor je dat je aanwezig bent?”
Maandag, 23 januari, 13:30 uur - geblinddoekt dansen, gedeelde kwetsbaarheid
Ik loop een rondje door de gangen van ArtEZ aan de Rhijnvis Feithlaan. Ooit was dit een ziekenhuis, en de sporen daarvan zijn nog altijd zichtbaar; er hangen naambordjes als ‘operatiekamers’, het gebouw kent verschillende vleugels, en is meer naar binnen dan naar buiten gekeerd, uitkijkend op een groene binnenplaats. Ik zal er steeds verdwalen, maar loop nu een rondje om te kijken of de Labs hun plek gevonden hebben. Terwijl ik de trap opga richting de groep van kunstenaar belit sağ hoor ik Arabisch klinkende muziek met percussie door de deur naar buiten sijpelen. Via het kleine venster zie ik studenten geblinddoekt op het kantoortapijt in de ruimte dansen. Ik keer snel mijn blik af, en wil het moment niet verstoren. Dit weten is genoeg, ik hoef verder niet te aanschouwen - en ik realiseer me dat daar deze oefening over gaat, over het maken van een zijstap, weg van de dwingende blik.
belit sağ is een audiovisuele kunstenaar die vaak werkt met bestaand beeldmateriaal. Ze was onderdeel van video-activistische groepen in Turkije en verhuisde later naar Nederland, waar ze onder andere een residency aan de Rijksakademie volgde. Ze heeft zich de afgelopen tijd verdiept in twee specifieke gebeurtenissen waar niet veel over te vinden is, namelijk twee stakingen geleid door Turkse vrouwelijke gastarbeiders in Nederland in de jaren zeventig. Ze zoekt in archieven naar sporen van deze acties, en breidt het beperkte archief uit door zelf de betrokken vrouwen te interviewen. In haar Lab ‘the body and the archived’ zal ze het met studenten over dit archief hebben. Maar ze wil niet direct naar beelden gaan kijken. Het archief kent immers een lange geschiedenis van de blik die ordent, de blik die naar afbeeldingen van een ander kijkt zonder iets van een eigen kwetsbaarheid te hoeven delen.
Wat als we andere zintuigen inbrengen dan het kijken? Wat als we een poging doen met het archief te zijn, en niet direct gaan interpreteren, ordenen, organiseren? Daarom start belit de week met een ‘inner act’; niet direct kijken, maar eerst het eigen lichaam in beweging brengen. Later zal belit me vertellen hoe hen onder de indruk was van de groep: de meeste studenten kenden elkaar vooraf niet, en zetten toch de stap om na hun eerste kennismaking bijna een uur onafgebroken geblinddoekt te dansen. Het schepte een band, van gedeelde kwetsbaarheid en plezier, die van invloed zou zijn op de verdere dagen.
belit sağ is een audiovisuele kunstenaar die vaak werkt met bestaand beeldmateriaal. Ze was onderdeel van video-activistische groepen in Turkije en verhuisde later naar Nederland, waar ze onder andere een residency aan de Rijksakademie volgde. Ze heeft zich de afgelopen tijd verdiept in twee specifieke gebeurtenissen waar niet veel over te vinden is, namelijk twee stakingen geleid door Turkse vrouwelijke gastarbeiders in Nederland in de jaren zeventig. Ze zoekt in archieven naar sporen van deze acties, en breidt het beperkte archief uit door zelf de betrokken vrouwen te interviewen. In haar Lab ‘the body and the archived’ zal ze het met studenten over dit archief hebben. Maar ze wil niet direct naar beelden gaan kijken. Het archief kent immers een lange geschiedenis van de blik die ordent, de blik die naar afbeeldingen van een ander kijkt zonder iets van een eigen kwetsbaarheid te hoeven delen.
Wat als we andere zintuigen inbrengen dan het kijken? Wat als we een poging doen met het archief te zijn, en niet direct gaan interpreteren, ordenen, organiseren? Daarom start belit de week met een ‘inner act’; niet direct kijken, maar eerst het eigen lichaam in beweging brengen. Later zal belit me vertellen hoe hen onder de indruk was van de groep: de meeste studenten kenden elkaar vooraf niet, en zetten toch de stap om na hun eerste kennismaking bijna een uur onafgebroken geblinddoekt te dansen. Het schepte een band, van gedeelde kwetsbaarheid en plezier, die van invloed zou zijn op de verdere dagen.
Dinsdag, 24 januari, 10.00 uur - het verkennen van de binnenwereld
Iedere ochtend is er een gesprek, lezing of performance die voor alle studenten en geïnteresseerden toegankelijk is. Vandaag spreek ik in een overvolle kantine met schrijver Emma van Meyeren en illustrator Sanne Boekel over hoe zij in hun artistieke praktijk ruimte maken (en behouden) voor het verkennen van hun binnenwereld. Emma noemt het dagboek ‘een katalysator van geheimen, als mysterieuze bron van zelfkennis en als vorm voor het confessionele’. Haar workshops over het dagboek als feministisch genre gaan in op hoe schrijven in een dagboek, net als de dagelijkse praktijk van feminisme, vragen stelt en connecties maakt tussen eerder verborgen aspecten van het leven. Sanne maakt niet alleen illustraties voor de buitenwereld, maar net zo goed voor zichzelf. Ze vertelt over een serie werken die ze maakte over haar ervaringen met ADHD en de dingen waarvoor ze zich schaamde; de tekeningen die ze in eerste instantie voor zichzelf maakte in een moeilijke periode, besloot ze een jaar later alsnog tentoon te stellen. Illustraties van de chaos in haar hoofd en haar rommelige huis sieren nu de wanden van mensen die haar werk gekocht hebben, en dat heeft een bevrijdende werking.
Zelf heb ik vandaag wat beelden van Gloria Anzaldúa meegenomen. Gloria Anzaldúa (1942 - 2004) was een Chicana1) en queer schrijver die opgroeide in de zogenaamde borderlands (wat tevens de titel is van haar bekende werk Borderlands/La Frontera: The New Mestiza, uit 1987): rond de grens tussen Mexico en Texas. Wat zij gedurende haar hele leven heeft proberen te doen is tegenstellingen opheffen en een derde weg te vinden; tussen wij en zij, tussen het individu en het collectief, tussen de binnenwereld en de buitenwereld. In haar schrijven legt ze uit hoe je, als je iets in de wereld wilt veranderen, of iets wil scheppen, je eerst ook zelf zal moeten transformeren, en ruimte moet maken om te luisteren naar je intuïtie en ‘inner work’ te doen. Het thema van Winterlab, ‘inner & outer acts’ is een losse verwijzing naar Anzaldúa en haar latere essay ‘inner work, public acts’ over spiritualiteit en activisme.
Het lichaam is nooit ver weg in het schrijven van Anzaldúa. Ze verwijst vaak naar lichamelijke sensaties tijdens een proces van transformatie. Als bij een slang die zich van een oude huid bevrijdt, is verandering niet alleen een rationeel proces dat in het denken plaatsvindt, maar net zo goed lichamelijk; met plotselinge erupties van pijn, mystieke dromen die doen zweten, een ruisende wind die langs de huid streelt. Anzaldúa had een lange relatie met pijn en ziekte, vanaf haar vroegste herinneringen: ze kon haar lichaam niet uit de weg gaan. Voor mij ligt dat anders, als persoon zonder lichamelijke beperking is het gemakkelijker om van mijn lichaam weg te kijken en weinig aandacht te besteden aan fysieke prikkels - wat niet erg heilzaam is. Om dat te ontleren, ben ik de afgelopen jaren het lichaam meer op gaan zoeken, en Anzaldúa haar werk heeft me daarin geholpen.
Zelf heb ik vandaag wat beelden van Gloria Anzaldúa meegenomen. Gloria Anzaldúa (1942 - 2004) was een Chicana1) en queer schrijver die opgroeide in de zogenaamde borderlands (wat tevens de titel is van haar bekende werk Borderlands/La Frontera: The New Mestiza, uit 1987): rond de grens tussen Mexico en Texas. Wat zij gedurende haar hele leven heeft proberen te doen is tegenstellingen opheffen en een derde weg te vinden; tussen wij en zij, tussen het individu en het collectief, tussen de binnenwereld en de buitenwereld. In haar schrijven legt ze uit hoe je, als je iets in de wereld wilt veranderen, of iets wil scheppen, je eerst ook zelf zal moeten transformeren, en ruimte moet maken om te luisteren naar je intuïtie en ‘inner work’ te doen. Het thema van Winterlab, ‘inner & outer acts’ is een losse verwijzing naar Anzaldúa en haar latere essay ‘inner work, public acts’ over spiritualiteit en activisme.
Het lichaam is nooit ver weg in het schrijven van Anzaldúa. Ze verwijst vaak naar lichamelijke sensaties tijdens een proces van transformatie. Als bij een slang die zich van een oude huid bevrijdt, is verandering niet alleen een rationeel proces dat in het denken plaatsvindt, maar net zo goed lichamelijk; met plotselinge erupties van pijn, mystieke dromen die doen zweten, een ruisende wind die langs de huid streelt. Anzaldúa had een lange relatie met pijn en ziekte, vanaf haar vroegste herinneringen: ze kon haar lichaam niet uit de weg gaan. Voor mij ligt dat anders, als persoon zonder lichamelijke beperking is het gemakkelijker om van mijn lichaam weg te kijken en weinig aandacht te besteden aan fysieke prikkels - wat niet erg heilzaam is. Om dat te ontleren, ben ik de afgelopen jaren het lichaam meer op gaan zoeken, en Anzaldúa haar werk heeft me daarin geholpen.
Woensdag, 25 januari, 10.00 uur - kennismaken met de kreun als metgezel
Raoni Muzho Saleh spreekt een tekst uit en de zaal luistert in volle concentratie. Vanochtend komen we samen in het ArtEZ conservatorium, een gebouw dat ook een binnenplaats heeft - het was ooit een klooster. Choreograaf en performer Raoni draagt hier zijn tekst ‘Samenkomen in een meerstemmige KKRREEEUUUNN waarborgt solidariteit’ voor, die hij onlangs voor het literaire tijdschrift Ny schreef.
“Wat voor relatie tot het lichaam en tot belichaming is vereist om aanwezig te kunnen zijn met de dood, om de nasmaak van verlies te proeven? zzzuuuuuchhtt… Met welke taal bereiden we ons voor op de lichamelijke belevenis van verlies? ooeeffff… Hoe kunnen we ons cartesiaanse gedachtegoed en taligheid transformeren tot een taligheid die de mededeelbaarheid van verlies waarborgt? hooeehhh-hmmmhm”
De tekst is duidelijk vanuit een live ervaring geschreven; dat wat cursief staat is een daadwerkelijke kreun, vaak langgerekt en geconcentreerd, verschillend in volume en register. Het is dit geluid, het geluid van pijn en rouw, dat ook dicht in de buurt kan komen van het geluid van opwinding of verlangen, dat Raoni al langere tijd onderzoekt en praktiseert; in zijn performances, maar ook in collectieve bijeenkomsten die hij ‘Mourning Socialities’ noemt. In deze besloten bijeenkomsten maakt hij ruimte voor het beoefenen van een collectieve klaagzang, waarin rouw gedeeld en beantwoord kan worden door andere aanwezige kreunende stemmen. Door de jaren heen is Raoni de kreun gaan zien als een “metgezel, mentor en voorouder, die mijn lichaam en stem verbindt met alle andere wezens die ook stem geven aan het gehuiver in hun hart en dat delen met hun naasten.”
Raoni leidt een van de Labs deze week, en het laat de studenten niet onberoerd. Zelf ben ik bekend met zijn praktijk; niet alleen doordat ik als curator eerder met Raoni heb samengewerkt, maar ook omdat ik heb deelgenomen aan de Mourning Socialities. Zeker in de Nederlandse maatschappij is het uiten van emoties met anderen door middel van een haast ongecontroleerd stemgeluid niet gebruikelijk. En de kreun maakt veel dingen los. Ik weet ook dat Raoni als geen ander een veilige ruimte weet te creëren, en met bewegings- en luisteroefeningen een zorgvuldige aanloop neemt voordat deelnemers zelf overgaan tot het maken van geluid. Ik ben benieuwd naar waar zijn studenten nu zijn in dit proces, op de derde dag van het Winterlab.
“Wat voor relatie tot het lichaam en tot belichaming is vereist om aanwezig te kunnen zijn met de dood, om de nasmaak van verlies te proeven? zzzuuuuuchhtt… Met welke taal bereiden we ons voor op de lichamelijke belevenis van verlies? ooeeffff… Hoe kunnen we ons cartesiaanse gedachtegoed en taligheid transformeren tot een taligheid die de mededeelbaarheid van verlies waarborgt? hooeehhh-hmmmhm”
De tekst is duidelijk vanuit een live ervaring geschreven; dat wat cursief staat is een daadwerkelijke kreun, vaak langgerekt en geconcentreerd, verschillend in volume en register. Het is dit geluid, het geluid van pijn en rouw, dat ook dicht in de buurt kan komen van het geluid van opwinding of verlangen, dat Raoni al langere tijd onderzoekt en praktiseert; in zijn performances, maar ook in collectieve bijeenkomsten die hij ‘Mourning Socialities’ noemt. In deze besloten bijeenkomsten maakt hij ruimte voor het beoefenen van een collectieve klaagzang, waarin rouw gedeeld en beantwoord kan worden door andere aanwezige kreunende stemmen. Door de jaren heen is Raoni de kreun gaan zien als een “metgezel, mentor en voorouder, die mijn lichaam en stem verbindt met alle andere wezens die ook stem geven aan het gehuiver in hun hart en dat delen met hun naasten.”
Raoni leidt een van de Labs deze week, en het laat de studenten niet onberoerd. Zelf ben ik bekend met zijn praktijk; niet alleen doordat ik als curator eerder met Raoni heb samengewerkt, maar ook omdat ik heb deelgenomen aan de Mourning Socialities. Zeker in de Nederlandse maatschappij is het uiten van emoties met anderen door middel van een haast ongecontroleerd stemgeluid niet gebruikelijk. En de kreun maakt veel dingen los. Ik weet ook dat Raoni als geen ander een veilige ruimte weet te creëren, en met bewegings- en luisteroefeningen een zorgvuldige aanloop neemt voordat deelnemers zelf overgaan tot het maken van geluid. Ik ben benieuwd naar waar zijn studenten nu zijn in dit proces, op de derde dag van het Winterlab.
“Met welke taal bereiden we ons voor op de lichamelijke belevenis van verlies? ooeeffff…”
Woensdag, 25 januari, 15.00 uur - een meerstemmig kreunend koor laat zich horen
De woensdagmiddag, halverwege de week, staat in het teken van ‘outer acts’: het maken van een beweging naar buiten, en het maken van contact. Daar kan ieder een eigen manier vorm vinden; zo zendt het RadioLab vandaag live uit vanuit de kantine, gaan een aantal Labs bij elkaar op bezoek, en zal de dag eindigen met een ritueel vuur voor ‘queer grief and praise’ op de binnenplaats georganiseerd door studenten van het Lab van Elioa Steffen.
De studenten van Raoni verlaten vanmiddag hun besloten cocon, een black box theaterruimte, voor een eerste try-out als meerstemmig kreunend koor die ook in de rest van de academie te horen zal zijn. Ze hebben een locatie gekozen waar hun lichamen niet frontaal bekeken kunnen worden: de bovenste verdieping van het trappenhuis.
Onderaan de trap heeft zich een nieuwsgierig publiek verzameld. Er is geen aankondiging, maar plots galmt daar van boven een kreunende, langgerekte aanhef. Ik herken de stem van Raoni. Na zijn call, komt de response; vele jammerende stemmen die over elkaar heen buitelen. Het blijft even stil. Dan, een nieuwe call, en deze keer hoor ik een voor mij onbekende stem, heel krachtig. Weer vallen andere stemmen deze stem bij. Het is indrukwekkend hoe de studenten in enkele dagen de kreun toch hebben omarmd en durven laten klinken - met elkaar en individueel. Terwijl het koor verder golft, van klaagzang naar hysterische lachsalvo’s, stemmen de toeschouwers beneden hun eigen luisterervaring af. De blik kan niet op een podium worden gericht en dus keert bij sommigen de blik naar binnen, kijken anderen naar een detail van de gang of het trappenhuis, wordt er onderling wat gegiecheld, maar bespeur ik ook luisteraars in diepe ontroering.
De studenten van Raoni verlaten vanmiddag hun besloten cocon, een black box theaterruimte, voor een eerste try-out als meerstemmig kreunend koor die ook in de rest van de academie te horen zal zijn. Ze hebben een locatie gekozen waar hun lichamen niet frontaal bekeken kunnen worden: de bovenste verdieping van het trappenhuis.
Onderaan de trap heeft zich een nieuwsgierig publiek verzameld. Er is geen aankondiging, maar plots galmt daar van boven een kreunende, langgerekte aanhef. Ik herken de stem van Raoni. Na zijn call, komt de response; vele jammerende stemmen die over elkaar heen buitelen. Het blijft even stil. Dan, een nieuwe call, en deze keer hoor ik een voor mij onbekende stem, heel krachtig. Weer vallen andere stemmen deze stem bij. Het is indrukwekkend hoe de studenten in enkele dagen de kreun toch hebben omarmd en durven laten klinken - met elkaar en individueel. Terwijl het koor verder golft, van klaagzang naar hysterische lachsalvo’s, stemmen de toeschouwers beneden hun eigen luisterervaring af. De blik kan niet op een podium worden gericht en dus keert bij sommigen de blik naar binnen, kijken anderen naar een detail van de gang of het trappenhuis, wordt er onderling wat gegiecheld, maar bespeur ik ook luisteraars in diepe ontroering.
Donderdag, 26 januari, 10.00 uur - iedere uitzending is ook een opname
Choreograaf en performer Danielle Gallia-Kind, die deze week één van de zes Future Storytelling Labs leidt, opent de dag samen met onderzoeker en danser Oryan Zacks met een experimentele lezing gewijd aan ‘Feedback, een biofeedback based performance’. Ze begint met wat ze noemt onze ‘eerste outer act’, namelijk de hartslag. Luisteren naar of het voelen van ons kloppend hart verbindt ons rechtstreeks met ons wezenlijk bestaan. Om ons mee te nemen in hoe lichaam-gerelateerde feedback in haar performances een rol speelt, nodigt ze een vrijwilliger uit plaats te nemen op een stoel. Oryan bevestigt een sensor, zodat op het scherm het ritme van zijn hartslag te volgen is. Is de student nerveus? Niet echt, zegt hij, maar toch lijkt zijn hartslag iets omhoog te gaan nu hij in de schijnwerpers op het podium zit. Vervolgens klimt Danielle op een stoel, en spoort ze de rest van het publiek aan met haar mee te gaan bewegen. Op de beat van de hartslag dansen we, waardoor de energie in de ruimte omhoog wordt gebracht; de hartslag beweegt mee omhoog. Als het publiek later wordt aangespoord rustiger te ademen, lijkt ook de hartslag van de vrijwilliger wat meer tot rust te komen, hoewel hij aangeeft dat als rust wordt ‘afgedwongen’ dat hem ook nerveuzer kan maken, wat vervolgens weer tot meer beweging in het publiek kan leiden.
Wie beïnvloedt wie?
Deze korte demonstratie geeft een indruk van hoe performance en dans verweven kunnen worden met signalen die het lichaam afgeeft. In de performances van Danielle - waarin Oryan een van de dansers is - zijn er daadwerkelijk bezoekers die op sensoren worden aangesloten, bijgestaan door een therapeut. De musici en dansers in dit werk reageren live op informatie die door het lichaam van de deelnemers wordt uitgezonden, maar dat is niet de enige informatie die hen informeert: zij komen ook met voorbereide choreografieën en muziek, worden beïnvloed door persoonlijke herinneringen, associaties en onderlinge improvisatie. Alles raakt met elkaar in verbinding, en doordat er een situatie van feedback op feedback ontstaat, is er uiteindelijk geen eenduidig verband meer tussen oorzaak en gevolg. ‘Iedere uitzending is ook een opname’, stelde ik in de beschrijving van het thema van Winterlab dit jaar. Door iets uit te zenden, door een gedachte of kunstwerk publiek te maken, ontstaat er resonantie, wrijving en nieuwe informatie, die vervolgens weer de maker kan beïnvloeden. Het werk van Danielle en Oryan laat de complexiteit van dit principe zien.
Wie beïnvloedt wie?
Deze korte demonstratie geeft een indruk van hoe performance en dans verweven kunnen worden met signalen die het lichaam afgeeft. In de performances van Danielle - waarin Oryan een van de dansers is - zijn er daadwerkelijk bezoekers die op sensoren worden aangesloten, bijgestaan door een therapeut. De musici en dansers in dit werk reageren live op informatie die door het lichaam van de deelnemers wordt uitgezonden, maar dat is niet de enige informatie die hen informeert: zij komen ook met voorbereide choreografieën en muziek, worden beïnvloed door persoonlijke herinneringen, associaties en onderlinge improvisatie. Alles raakt met elkaar in verbinding, en doordat er een situatie van feedback op feedback ontstaat, is er uiteindelijk geen eenduidig verband meer tussen oorzaak en gevolg. ‘Iedere uitzending is ook een opname’, stelde ik in de beschrijving van het thema van Winterlab dit jaar. Door iets uit te zenden, door een gedachte of kunstwerk publiek te maken, ontstaat er resonantie, wrijving en nieuwe informatie, die vervolgens weer de maker kan beïnvloeden. Het werk van Danielle en Oryan laat de complexiteit van dit principe zien.
“Door iets uit te zenden, door een gedachte of kunstwerk publiek te maken, ontstaat er resonantie, wrijving en nieuwe informatie, die vervolgens weer de maker kan beïnvloeden.”
Vrijdag 27 januari, 16.30 uur - een belichaamd anarchief
Na een (letterlijk en figuurlijk) veelbewogen week eindigen we het Winterlab op de plek waar we begonnen waren, onder het dak van de kerk, in het Academiehuis. Iedere groep heeft iets meegenomen om toe te voegen aan het zogenaamde anarchief; een horizontaal en meerstemmig archief waarvoor in het midden van de kerk een podium is neergezet. Zo zijn er QR codes die verwijzen naar digitale werelden, lapjes textiel als herinnering aan een ritueel, en een uitgerolde plattegrond met een wirwar aan routes die studenten door de academie gewandeld hebben. In de ochtend vertelde theaterdocent en kunstenaar Dieuwke Slump in een lezing over haar visie op het archief, en het anarchief dat ze daar tegenover stelt: geen dominant narratief dat andere stemmen wegdrukt, maar ruimte voor een incoherent verhaal dat open staat voor meerdere perspectieven.
Dat brengen we nu, al improviserend, in de kerk in praktijk. Het Klankbeeld-lab van Rob van den Broek en Oene van Geel leidt de gezamenlijke afsluiting in met een muzikale performance; met weinig middelen - lepels, een hartslag, stemmen - maken ze een groot gebaar. Terwijl Michiel van Iersel woordvoerders van de 24 verschillende Labs kort aan het woord laat (waarbij de radio-jingle gezongen wordt en leeglopende ballonnen de lucht invliegen) wordt me duidelijk dat dit anarchief verder reikt dan dat wat er op het podium te zien is en zich laat samenballen in een tastbaar object. Het anarchief van Winterlab is misschien nog wel meer een belichaamd archief en een efemeer archief. Dat wat er heeft plaatsgevonden is verankerd in kunstwerken, notities en ontwerpen, maar misschien nog wel meer in herinneringen, inzichten, bewegingen en het onderbewuste. Er is de afgelopen dagen collectief iets verschoven, de specifieke uitwerking daarvan zal voor iedere student anders zijn; dat hoeft op dit moment niet exact benoemd te worden, de verschuiving voelen is genoeg.
Dat brengen we nu, al improviserend, in de kerk in praktijk. Het Klankbeeld-lab van Rob van den Broek en Oene van Geel leidt de gezamenlijke afsluiting in met een muzikale performance; met weinig middelen - lepels, een hartslag, stemmen - maken ze een groot gebaar. Terwijl Michiel van Iersel woordvoerders van de 24 verschillende Labs kort aan het woord laat (waarbij de radio-jingle gezongen wordt en leeglopende ballonnen de lucht invliegen) wordt me duidelijk dat dit anarchief verder reikt dan dat wat er op het podium te zien is en zich laat samenballen in een tastbaar object. Het anarchief van Winterlab is misschien nog wel meer een belichaamd archief en een efemeer archief. Dat wat er heeft plaatsgevonden is verankerd in kunstwerken, notities en ontwerpen, maar misschien nog wel meer in herinneringen, inzichten, bewegingen en het onderbewuste. Er is de afgelopen dagen collectief iets verschoven, de specifieke uitwerking daarvan zal voor iedere student anders zijn; dat hoeft op dit moment niet exact benoemd te worden, de verschuiving voelen is genoeg.
Note:
1)Chicano/a: een Mexicaan/se in de Verenigde Staten die zichzelf niet ziet als Anglo-Amerikaans. Het woord had aanvankelijk een negatieve gevoelswaarde, totdat inheemse volkeren van Mexico die in de VS woonden het in de jaren 1960 als geuzennaam gingen gebruiken. Anzaldúa omschreef zichzelf vanuit vele identiteiten, waaronder Chicana / Tejana (Texaanse vrouw) / lesbienne / pot (dyke) / feminist / auteur / dichter / cultuurtheoreticus.
1)Chicano/a: een Mexicaan/se in de Verenigde Staten die zichzelf niet ziet als Anglo-Amerikaans. Het woord had aanvankelijk een negatieve gevoelswaarde, totdat inheemse volkeren van Mexico die in de VS woonden het in de jaren 1960 als geuzennaam gingen gebruiken. Anzaldúa omschreef zichzelf vanuit vele identiteiten, waaronder Chicana / Tejana (Texaanse vrouw) / lesbienne / pot (dyke) / feminist / auteur / dichter / cultuurtheoreticus.
refered to from:
people – 01 mrt. 2023