De stad, lofzang of hekeldicht?
blogTijdens ons onderzoek over de stad schreven we een tekst ter inspiratie zodat mensen met ons konden meedenken. Om inzicht te geven in ons denken, post ik hem hierbij ook op de blog.
U staat hier. De kunst, de stad en de toekomst.
Ik ga een lofzang houden op een stad die ademhaalt. […] En haar zuurstof zijn de kunstenaars, de creatievelingen, de narren aan het hof, de jokers van de samenleving, de angstloze anderszieners die met fluwelen hand of vuist op tafel angstige ogen weten te openen.’
—Theatermaker Daria Bukvic in De Staat van de Creatieve Stad 2016
Sinds het begin van de 21e eeuw woont meer dan de helft van de wereldbevolking in steden. En deze steden zullen in de toekomst wereldwijd groter en groter worden. Ook in Nederland heeft de stad een enorme aantrekkingskracht. Tegelijkertijd stelt de urbanisatie ons voor grote dilemma’s en uitdagingen. Bijvoorbeeld op het gebied van leefbaarheid, economie, ecologie, sociale cohesie, gentrificatie, energievraagstukken enz.
De twintigste eeuw stond in het teken van de gedachte dat een goede stad te plannen is door het scheiden van functies als wonen, werken en recreëren. Eind twintigste eeuw beschrijft architect Rem Koolhaas de stad juist als een onplanbare chaos zonder centrum, geschiedenis of identiteit: ‘The city is no longer, we can leave the theatre now…’. De bewoners van de stad zijn vertrokken uit het centrum naar de periferie om haar achter te laten als een leeg theaterdecor voor passanten en toeristen.
In het in 2002 verschenen boek The Rise of the Creative Class betoogde Richard Florida dat de ’creatieve klasse’ – mensen met een creatief beroep, waartoe hij bijvoorbeeld ook advocaten en dokters rekent – de motor is van de ontwikkeling en economische groei van de stad. Het boek wordt een complete hype en vanaf dat moment doen steden er alles aan om hun creatieve sector te verstevigen. Maar Florida’s theorie was van begin af aan ook omstreden. Een beleid gericht op creatievelingen zou de ongelijkheid tussen stedelijke en landelijke gebieden vergroten. En ook de ongelijkheid binnen de steden. Inmiddels heeft Florida toegegeven dat de vruchten van een groeiende en bloeiende creatieve klasse niet vanzelf hun weg vinden naar andere lagen van de bevolking. In 2005 publiceert Florida het vervolg The Flight of the Creative Class, waarna het stiller rond de bestsellerauteur wordt en de discussie over stadsontwikkeling andere accenten krijgt als gevolg van de economische crisis, de bijbehorende bezuinigingen, reorganisaties en de stagnatie in de bouw.
Recent lijken de discussies rondom de stad en de rol van cultuur daarin weer op te laaien. Zo stelt het ministerie OCW in de cultuurconferentie Cultuur in Beeld 2015 dat de culturele sector door de stedelijke groei voor een grote uitdaging staat. Frascati, De Brakke Grond, Boekman Stichting en NRC organiseren een debat over Kunst en de Fluïde Stad waarin de relatie tussen de grootstedelijke omgeving en kunst centraal staat. Ook in het kader van het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie worden er tal van projecten georganiseerd over de rol die cultuur kan spelen in de stad en samenleving (o.a. Europe by People, the future of everyday living). Een beetje googlen op internet levert een zee aan activiteiten op over de Invisible City, de Mobile City, de Hackable City, de Playful City, de Circulaire Stad. De Smart City-gedachte voert hierbij de boventoon. Een beweging die denkt in ‘smart’ oplossingen bij het bestrijden van mogelijke stedelijke rampen zoals klimaatverandering, een vergrijzende bevolking en infrastructurele problemen rond water, energie enz. Volgens architect Rem Koolhaas heeft deze beweging grote negatieve consequenties zoals uitsluiting en aantasting van de privacy. Prof.dr. Maarten Hajer, hoogleraar Urban Futures en curator van de Architectuur biënnale Rotterdam in 2016, constateert in het verlengde daarvan dat er de afgelopen jaren teveel aandacht is geweest voor speculatief en smart bouwen en denken vanuit de functionele indeling van de stad. Stadsactiviste Jane Jacobs pleitte in de jaren ’60 al voor een heterogene stad waarin functies juist niet gescheiden maar vermengd zijn (zie De erfenis van tante Jane, door oud-lector van ArtEZ Dany Jacobs). Maarten Hajer: ‘onze tijd draait om interactie, innovatie, uitwisseling etc. … We moeten de stad niet bekijken vanuit haar vaste structuren, maar vanuit haar adaptieve karakter. Zij moet in staat zijn om in te spelen op onverwachte gebeurtenissen. Een sterk publiek domein is daar de beste garantie voor’.
De verhouding tussen publieke en private ruimte is bij het denken over de stad altijd al een belangrijk thema geweest. 500 jaar geleden publiceerde de Engelse humanist Thomas More het boek Utopia (1516). Het eerste deel van dit boek beschrijft het Engelse leven aan het begin van de 16e eeuw waar onderdrukking en uitbuiting van de massa welig tieren als gevolg van de toenemende toe-eigening van de gemeenschappelijke grond door grootgrondbezitters. Het tweede deel schetst een ideaal, denkbeeldig eiland zonder privébezit van land. Vijf eeuwen later leven we nog steeds niet in Utopia. In steden is er zelfs steeds minder sprake van gemeenschapsgrond; de common, zoals dat tegenwoordig wordt genoemd. Het idee dat er zonder publieke ruimte geen vrijheid mogelijk is, werd door de filosofe Hannah Arendt uitgewerkt in The Human Condition. Daar ben je vrij van je baas, je familie en kun je vrijuit spreken en doen en laten zien wie je bent en bijdragen aan de gemeenschap. Zonder de stad en met name het publieke domein bestaat er dus geen vrijheid. Kunsthistoricus, filosoof en activist Lieven de Cauter schetst een capsulaire samenleving waarin iedereen zich heeft opgesloten in zijn eigen bubbel en de werkelijk publieke ruimte is verdwenen. Zijn oplossing: Ga terug naar de basale menselijke activiteiten. Als je samen kookt, werkt, lacht en drinkt en je anderen als gelijken beschouwt, creëer je letterlijk een ‘gemeenschappelijke grond’, een ‘common’. (Samen tuinieren, koken, eten, lachen, dát is de ultieme utopie, Thomas van Heste, De Correspondent). Hoogleraar cultuurwetenschappen René Boomkens sluit hierbij aan: ‘we moeten accepteren dat die stad niet te plannen valt. Laten we de nieuwe wanorde, het nieuwe gemeenschapsleven omarmen’.
De stad biedt kansen en misschien zelfs een opdracht (zoals OCW dat formuleert) voor de culturele sector. En ligt er, in het verlengde van ons vorige project over een chaotische en conflictueuze samenleving, niet zelfs een urgentie en moeten wij onze verantwoordelijkheid nemen? De stad is immers van ons! Wij moeten met elkaar samenleven op minimale vierkante meters met alle consequenties (sociaal, economisch, ecologisch etc.) die daarbij horen. Maarten Hajer noemt onderwijsinstellingen als voorbeeld van een sterk publiek domein. Hier komen mensen elkaar tegen vanuit veel verschillende achtergronden en is er uitwisseling en kruisbestuiving. Hier liggen de mogelijkheden tot ontwikkeling. En ontwerpers en kunstenaars kunnen de common creëren, oplossingen bieden of een initiërende rol hebben in processen die mensen de mogelijkheid geven om de stad in haar dynamiek en mogelijkheden beter te leren begrijpen. Studium generale neemt de handschoen op en biedt een platform aan ontwerpers, kunstenaars, technologen, wetenschappers om ideeën uit te wisselen, uitdagingen te identificeren en strategieën te bedenken voor de toekomst van de stad. Een dag vol inspiratie, voorbeelden, best practices, discussie.
Deze fikse lap tekst heeft geleid tot een mooi – en soms zelfs spectaculair – programma dat we nu langzamerhand rondbreien. Daar na de zomer meer over.
Komt het zien! U staat hier. De kunst, de stad en de toekomst op 10 november in Zwolle, 11.00 – 18.00 uur.
U staat hier. De kunst, de stad en de toekomst.
Ik ga een lofzang houden op een stad die ademhaalt. […] En haar zuurstof zijn de kunstenaars, de creatievelingen, de narren aan het hof, de jokers van de samenleving, de angstloze anderszieners die met fluwelen hand of vuist op tafel angstige ogen weten te openen.’
—Theatermaker Daria Bukvic in De Staat van de Creatieve Stad 2016
Sinds het begin van de 21e eeuw woont meer dan de helft van de wereldbevolking in steden. En deze steden zullen in de toekomst wereldwijd groter en groter worden. Ook in Nederland heeft de stad een enorme aantrekkingskracht. Tegelijkertijd stelt de urbanisatie ons voor grote dilemma’s en uitdagingen. Bijvoorbeeld op het gebied van leefbaarheid, economie, ecologie, sociale cohesie, gentrificatie, energievraagstukken enz.
De twintigste eeuw stond in het teken van de gedachte dat een goede stad te plannen is door het scheiden van functies als wonen, werken en recreëren. Eind twintigste eeuw beschrijft architect Rem Koolhaas de stad juist als een onplanbare chaos zonder centrum, geschiedenis of identiteit: ‘The city is no longer, we can leave the theatre now…’. De bewoners van de stad zijn vertrokken uit het centrum naar de periferie om haar achter te laten als een leeg theaterdecor voor passanten en toeristen.
In het in 2002 verschenen boek The Rise of the Creative Class betoogde Richard Florida dat de ’creatieve klasse’ – mensen met een creatief beroep, waartoe hij bijvoorbeeld ook advocaten en dokters rekent – de motor is van de ontwikkeling en economische groei van de stad. Het boek wordt een complete hype en vanaf dat moment doen steden er alles aan om hun creatieve sector te verstevigen. Maar Florida’s theorie was van begin af aan ook omstreden. Een beleid gericht op creatievelingen zou de ongelijkheid tussen stedelijke en landelijke gebieden vergroten. En ook de ongelijkheid binnen de steden. Inmiddels heeft Florida toegegeven dat de vruchten van een groeiende en bloeiende creatieve klasse niet vanzelf hun weg vinden naar andere lagen van de bevolking. In 2005 publiceert Florida het vervolg The Flight of the Creative Class, waarna het stiller rond de bestsellerauteur wordt en de discussie over stadsontwikkeling andere accenten krijgt als gevolg van de economische crisis, de bijbehorende bezuinigingen, reorganisaties en de stagnatie in de bouw.
Recent lijken de discussies rondom de stad en de rol van cultuur daarin weer op te laaien. Zo stelt het ministerie OCW in de cultuurconferentie Cultuur in Beeld 2015 dat de culturele sector door de stedelijke groei voor een grote uitdaging staat. Frascati, De Brakke Grond, Boekman Stichting en NRC organiseren een debat over Kunst en de Fluïde Stad waarin de relatie tussen de grootstedelijke omgeving en kunst centraal staat. Ook in het kader van het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie worden er tal van projecten georganiseerd over de rol die cultuur kan spelen in de stad en samenleving (o.a. Europe by People, the future of everyday living). Een beetje googlen op internet levert een zee aan activiteiten op over de Invisible City, de Mobile City, de Hackable City, de Playful City, de Circulaire Stad. De Smart City-gedachte voert hierbij de boventoon. Een beweging die denkt in ‘smart’ oplossingen bij het bestrijden van mogelijke stedelijke rampen zoals klimaatverandering, een vergrijzende bevolking en infrastructurele problemen rond water, energie enz. Volgens architect Rem Koolhaas heeft deze beweging grote negatieve consequenties zoals uitsluiting en aantasting van de privacy. Prof.dr. Maarten Hajer, hoogleraar Urban Futures en curator van de Architectuur biënnale Rotterdam in 2016, constateert in het verlengde daarvan dat er de afgelopen jaren teveel aandacht is geweest voor speculatief en smart bouwen en denken vanuit de functionele indeling van de stad. Stadsactiviste Jane Jacobs pleitte in de jaren ’60 al voor een heterogene stad waarin functies juist niet gescheiden maar vermengd zijn (zie De erfenis van tante Jane, door oud-lector van ArtEZ Dany Jacobs). Maarten Hajer: ‘onze tijd draait om interactie, innovatie, uitwisseling etc. … We moeten de stad niet bekijken vanuit haar vaste structuren, maar vanuit haar adaptieve karakter. Zij moet in staat zijn om in te spelen op onverwachte gebeurtenissen. Een sterk publiek domein is daar de beste garantie voor’.
De verhouding tussen publieke en private ruimte is bij het denken over de stad altijd al een belangrijk thema geweest. 500 jaar geleden publiceerde de Engelse humanist Thomas More het boek Utopia (1516). Het eerste deel van dit boek beschrijft het Engelse leven aan het begin van de 16e eeuw waar onderdrukking en uitbuiting van de massa welig tieren als gevolg van de toenemende toe-eigening van de gemeenschappelijke grond door grootgrondbezitters. Het tweede deel schetst een ideaal, denkbeeldig eiland zonder privébezit van land. Vijf eeuwen later leven we nog steeds niet in Utopia. In steden is er zelfs steeds minder sprake van gemeenschapsgrond; de common, zoals dat tegenwoordig wordt genoemd. Het idee dat er zonder publieke ruimte geen vrijheid mogelijk is, werd door de filosofe Hannah Arendt uitgewerkt in The Human Condition. Daar ben je vrij van je baas, je familie en kun je vrijuit spreken en doen en laten zien wie je bent en bijdragen aan de gemeenschap. Zonder de stad en met name het publieke domein bestaat er dus geen vrijheid. Kunsthistoricus, filosoof en activist Lieven de Cauter schetst een capsulaire samenleving waarin iedereen zich heeft opgesloten in zijn eigen bubbel en de werkelijk publieke ruimte is verdwenen. Zijn oplossing: Ga terug naar de basale menselijke activiteiten. Als je samen kookt, werkt, lacht en drinkt en je anderen als gelijken beschouwt, creëer je letterlijk een ‘gemeenschappelijke grond’, een ‘common’. (Samen tuinieren, koken, eten, lachen, dát is de ultieme utopie, Thomas van Heste, De Correspondent). Hoogleraar cultuurwetenschappen René Boomkens sluit hierbij aan: ‘we moeten accepteren dat die stad niet te plannen valt. Laten we de nieuwe wanorde, het nieuwe gemeenschapsleven omarmen’.
De stad biedt kansen en misschien zelfs een opdracht (zoals OCW dat formuleert) voor de culturele sector. En ligt er, in het verlengde van ons vorige project over een chaotische en conflictueuze samenleving, niet zelfs een urgentie en moeten wij onze verantwoordelijkheid nemen? De stad is immers van ons! Wij moeten met elkaar samenleven op minimale vierkante meters met alle consequenties (sociaal, economisch, ecologisch etc.) die daarbij horen. Maarten Hajer noemt onderwijsinstellingen als voorbeeld van een sterk publiek domein. Hier komen mensen elkaar tegen vanuit veel verschillende achtergronden en is er uitwisseling en kruisbestuiving. Hier liggen de mogelijkheden tot ontwikkeling. En ontwerpers en kunstenaars kunnen de common creëren, oplossingen bieden of een initiërende rol hebben in processen die mensen de mogelijkheid geven om de stad in haar dynamiek en mogelijkheden beter te leren begrijpen. Studium generale neemt de handschoen op en biedt een platform aan ontwerpers, kunstenaars, technologen, wetenschappers om ideeën uit te wisselen, uitdagingen te identificeren en strategieën te bedenken voor de toekomst van de stad. Een dag vol inspiratie, voorbeelden, best practices, discussie.
Deze fikse lap tekst heeft geleid tot een mooi – en soms zelfs spectaculair – programma dat we nu langzamerhand rondbreien. Daar na de zomer meer over.
Komt het zien! U staat hier. De kunst, de stad en de toekomst op 10 november in Zwolle, 11.00 – 18.00 uur.