publicationessaypodcastinterviewvideoblognewsonline coursespeopleAPRIA

Een geschiedenislesje

blog by David den Hartog – 16 December 2015
David den Hartogh schreef deze tekst. Studenten Creative Writing schrijven in aanloop naar ons festival Chaos & Conflict (twee-) wekelijks een tekst, waaronder een viertal gedichten over de aanslagen in Parijs.

Een fictief verhaal over de Hongaarse vluchtelingen in 1956 om het actuele vluchtelingenprobleem in perspectief te plaatsen.

Nikola Madach, nu een oude man op het terras in een nieuw Boedapest. Daar waar de vluchtelingen in 2015 op matjes voor het centraal station moeten liggen.
Heel Hongarije heeft het in de vorige eeuw niet makkelijk gehad. Eeuwenlang is het land een belangrijk onderdeel geweest van het Oostenrijks-Hongaarse imperium. Toen dat na de Eerste Wereldoorlog uit elkaar viel, kwam Hongarije daar zeer instabiel uit. Tot Miklós Horthy in 1920 aan de macht komt. Een historisch omstreden man: hij heeft nooit mee willen werken aan de deportatie van Joden, maar is toch vriendjes geweest met Hitler. Nikola is geboren in deze korte periode van relatieve stabiliteit: het jaar 1936. Als de Duitsers Horthy in 1944 aan de kant zetten, wordt hij vervangen door een ultrarechts regime dat het hele land overhoop haalt. Waarna het Rode Leger en Stalin hetzelfde doen. Hongarije verdwijnt achter het Ijzeren Gordijn.

Nikola groeit op in de communistische heilstaat, met een portret van Stalin boven het schoolbord en een lidmaatschap van het KISZ: de Hongaarse communistische jeugdbeweging. Hij leert rekenen met boekjes die goedgekeurd zijn door de staat. Als er 2+2=6 staat, dan is dat zo. Hij zingt liedjes waarin de arbeider de hemel in geprezen wordt. Hij heeft geen enkel besef van zijn situatie tot hij in 1955 geweigerd wordt voor een medische studie op de universiteit omdat zijn vader een grote warenwinkel heeft gehad tijdens de oorlog. Hij hoort blijkbaar bij de bourgeoisie en dat is een vies woord. De sociale klasse die de rest kort zou willen houden. Wat volgt is de keuze om in zijn vaders winkel te gaan werken, waar zijn vader zelf niet meer is.

Pas in 1956 komt de grote ommezwaai in zijn leven. Stalin blaast in 1953 eindelijk zijn laatste adem uit en de grip van de Sovjetunie op Hongarije wordt iets losser. Chroesjtsjov is vriendelijker dan Stalin, maar in 1956 gaat het mis. Het Sovjetregime in Moskou geeft de Hongaren een vinger, maar zij nemen hun hele hand. 23 oktober 1956 stromen de massa’s mensen door de straten van Budapest. Voornamelijk studenten. Waaronder ook Nikola en zijn vrienden, die niet mochten studeren, liepen mee. De mensenmassa houdt stand voor het gebouw van Radio Budapest en de militairen openen het vuur. Dit wordt gezien als het begin van de Hongaarse opstand. De grote rode sterren (die staan voor het communisme) worden van de gebouwen verwijderd en het beeld van Stalin wordt van zijn sokkel getrokken.

Nikola stampt op het werk van Marx en verscheurt communistische vlaggen. Dit gaat vier dagen goed, tot het Rode Leger op de deur klopt. De Sovjets hebben betere wapens, ze komen met tanks. Maar noch de Hongaarse studenten, noch Nikola geven op. Vanaf hoge gebouwen gooit hij molotovcocktails op tanks van het Rode Leger. Hij kijkt naar de brandende mannen die uit hun tanks klimmen en verderop in de straat in elkaar zakken. Russische doden laat men op straat liggen en door de ijzige kou worden deze hard als steen.
De Hongaarse radio roept aan alle kanten om hulp van het Westen, maar het Westen doet niks. Amerika, de V.N. en de grote Europese landen kunnen of willen hun handen niet branden aan het Hongaarse probleem.

De Hongaren kunnen het niet lang volhouden tegen het Rode Leger. Budapest is kapot geschoten, voor de zoveelste keer die eeuw. Nikola wist dat als de Sovjets hem te pakken krijgen, ze hem tegen de muur zouden zetten. Hij moest de grens over. De grens tussen Oostenrijk en Hongarije was tijdelijk open. De Russische soldaten die normaal gesproken de grens bewaakten, waren nu in de hoofdstad. Voor een klein bedrag helpt een Oostenrijker hem midden in de nacht de grens over. Het is pikkedonker en de weg vinden is moeilijk. Nikola is bang dat een achtergebleven Rus opeens met een zaklamp in hun gezichten schijnt. Het lijkt wel uren lopen door hoog gras, bebossing en met de wind die recht door hun dunne kleding blaast. Uiteindelijk belanden ze samen op een kerkhof van een klein dorpje. De Oostenrijker is verkeerd gelopen in het donker, maar de teksten en de namen op de grafstenen zijn Duits: ‘Karl Hausner’. Nikola kan de grafsteen wel knuffelen. Ze worden ontdekt door een Duitse soldaat op zijn patrouille en zijn opgelucht. Gearriveerd in het veilige Westen.