‘Snel! Snel, stop de auto!’ roep ik vanaf de achterbank. M’n moeder parkeert haar rode Volvo station in de berm net voor we de camping in Limeuil bereiken. Zodra ik het portier open, buk ik in het gras en probeer rustig te ademen terwijl ik de frisse wind opsnuif.
‘Dat komt vast door die kronkelwegen,’ zegt m’n vader. Maar het is niet alleen dat wat me misselijk maakt. De geur die in de auto hangt, muffig en zuur, alsof er een mand vol fruit in de achterbak heeft lopen rotten en al het ongedierte dat daarop af kwam er nog eens overheen heeft gepiest. Ik huiver. Echt niet dat ik weer in die stinkende auto ga zitten!
‘Dan ga je toch lopen,’ roept mijn moeder vanachter het stuur. Ik zit gehurkt in de berm en tuur naar het glooiende landschap dat zich voor mij uitstrekt. Kilometers onwetendheid… Lopen in de brandende zon… Ik stap in.
Terwijl ik mijn blik naar buiten richt, spreekt er een paniekerig stemmetje in m’n hoofd dat me probeert te kalmeren: naar de lucht kijken, kijk naar de lucht! Blijf! Kijken! Anders word je misselijk! Het helpt. Een beetje. Ik hou het vol tot de laatste kronkel in de weg is rechtgetrokken en dan ga ik over m’n nek. Het ruikt even zuur als de geur die al in de auto hing.
‘Nou, je hebt het al langer volgehouden dan vorig jaar,’ zegt m’n broertje, die naast me zit, met een grote grijns op z’n gezicht.
Hoe kan het nou dat ik daar wel last van heb, en een ander niet? denk ik, en vraag ik even later aan m’n vader. Hij weet altijd het antwoord op dat soort vragen. Ik noem hem “mijn wandelende encyclopedie”.
‘Geen idee,’ zegt hij. We zijn ondertussen op de camping, hebben net onze tent opgezet en lopen nu richting de rivier. ‘Aan iedere geur kleeft een herinnering. Misschien heb je ooit iets vervelends meegemaakt in de auto.’
Ik denk daarover na, maar kan op niets komen. Er komt wel een andere herinnering bij mij naar boven die zich in de auto afspeelde. Het was ongeveer een jaar geleden en mijn moeder had een dealer gevonden die z’n auto duizend euro goedkoper wilde maken als wij daarvoor in de plaats onze oude auto zouden inleveren. Het was een witte Volkswagen passaat tegen een rode Volvo station. De dealer had zich ergens in een uithoek gevestigd en dus moesten we een lange weg afleggen langs dorpen en weilanden. In die weilanden stonden koeien, en die koeien deden dingen.
Mijn broertje, Sem, was nogal gevoelig voor de geur van uitwerpselen, net zoals ik gevoelig ben voor de geur die in auto’s hangt.
‘Snel! Snel, doe het raam dicht!’ had hij geroepen, maar het was al te laat; zijn hele maaginhoud had zich over de achterbank verspreid. We stopten langs de kant van de weg en boenden tot de laatste restjes waren verdwenen. De dealer had niks door en wij hadden een nieuwe auto. Wel eentje die stonk.
Nina Markus schreef deze tekst, zij is student Creative Writing van ArtEZ. Studenten Creative Writing schrijven in de aanloop naar ons festival De Grote Geheugen Show twee keer per week een tekst. Vertrekpunt van iedere tekst is een geur die een herinnering oproept; zoals Marcel Proust zijn hele A la recherche du temps perdu begon met de geur van een madeleine koekje dat hij in de thee doopt.
‘Dat komt vast door die kronkelwegen,’ zegt m’n vader. Maar het is niet alleen dat wat me misselijk maakt. De geur die in de auto hangt, muffig en zuur, alsof er een mand vol fruit in de achterbak heeft lopen rotten en al het ongedierte dat daarop af kwam er nog eens overheen heeft gepiest. Ik huiver. Echt niet dat ik weer in die stinkende auto ga zitten!
‘Dan ga je toch lopen,’ roept mijn moeder vanachter het stuur. Ik zit gehurkt in de berm en tuur naar het glooiende landschap dat zich voor mij uitstrekt. Kilometers onwetendheid… Lopen in de brandende zon… Ik stap in.
Terwijl ik mijn blik naar buiten richt, spreekt er een paniekerig stemmetje in m’n hoofd dat me probeert te kalmeren: naar de lucht kijken, kijk naar de lucht! Blijf! Kijken! Anders word je misselijk! Het helpt. Een beetje. Ik hou het vol tot de laatste kronkel in de weg is rechtgetrokken en dan ga ik over m’n nek. Het ruikt even zuur als de geur die al in de auto hing.
‘Nou, je hebt het al langer volgehouden dan vorig jaar,’ zegt m’n broertje, die naast me zit, met een grote grijns op z’n gezicht.
Hoe kan het nou dat ik daar wel last van heb, en een ander niet? denk ik, en vraag ik even later aan m’n vader. Hij weet altijd het antwoord op dat soort vragen. Ik noem hem “mijn wandelende encyclopedie”.
‘Geen idee,’ zegt hij. We zijn ondertussen op de camping, hebben net onze tent opgezet en lopen nu richting de rivier. ‘Aan iedere geur kleeft een herinnering. Misschien heb je ooit iets vervelends meegemaakt in de auto.’
Ik denk daarover na, maar kan op niets komen. Er komt wel een andere herinnering bij mij naar boven die zich in de auto afspeelde. Het was ongeveer een jaar geleden en mijn moeder had een dealer gevonden die z’n auto duizend euro goedkoper wilde maken als wij daarvoor in de plaats onze oude auto zouden inleveren. Het was een witte Volkswagen passaat tegen een rode Volvo station. De dealer had zich ergens in een uithoek gevestigd en dus moesten we een lange weg afleggen langs dorpen en weilanden. In die weilanden stonden koeien, en die koeien deden dingen.
Mijn broertje, Sem, was nogal gevoelig voor de geur van uitwerpselen, net zoals ik gevoelig ben voor de geur die in auto’s hangt.
‘Snel! Snel, doe het raam dicht!’ had hij geroepen, maar het was al te laat; zijn hele maaginhoud had zich over de achterbank verspreid. We stopten langs de kant van de weg en boenden tot de laatste restjes waren verdwenen. De dealer had niks door en wij hadden een nieuwe auto. Wel eentje die stonk.
Nina Markus schreef deze tekst, zij is student Creative Writing van ArtEZ. Studenten Creative Writing schrijven in de aanloop naar ons festival De Grote Geheugen Show twee keer per week een tekst. Vertrekpunt van iedere tekst is een geur die een herinnering oproept; zoals Marcel Proust zijn hele A la recherche du temps perdu begon met de geur van een madeleine koekje dat hij in de thee doopt.