Kristi Tjon-A-Fat schreef deze tekst. Studenten Creative Writing schrijven in aanloop naar ons festival Chaos & Conflict (twee-) wekelijks een tekst, waaronder een viertal gedichten over de aanslagen in Parijs.
December is een maand waarin er flink gefeest wordt. In afwachting van het nieuwe jaar laat men zijn wildere kant zien, en dat telt minstens tweemaal in Suriname. Het begint al op de eerste van de maand, en gaat door tot de tweede week van januari. De Surinaamse studenten in Nederland trekken dan massaal terug naar huis, ook al is het maar voor twee weekjes. En daar hoorde ik dit jaar dus ook bij. Het weer was warm en benauwd, in tegenstelling tot de Nederlandse winter. Alsof de lucht op me drukte, en de vochtigheid mijn kleren doorweekte zonder dat ik erbij hoefde te zweten. Het regende keihard, grote druppels met een doorsnee van minstens anderhalve centimeter en een hoeveelheid die onwerkelijk lijkt. Regenbuien die alles in één keer wegspoelden, zelfs mijn schoenen die ene keer dat ik ze niet vast had gezet. Toch waren er straatfeesten, tientallen per week, waar men vastberaden op af ging. Van alle shit die er in de wereld gebeurde merkte ik niet veel. Het enige dat langskwam waren klachten over het dalen van de waarde van de Surinaamse dollar. “Alles is nu duurder,” zeiden de feestgangers steeds weer, maar er werden toch flessen alcohol en hele kersthammen gekocht. En nieuwe kleding om mee te pronken als de eigenlijke feestdagen er eindelijk waren. De echte vakantiegangers, voor het overgrote deel Nederlanders, keken een beetje verdwaald rond als men begon over de politiek. Zij zijn gewend aan een bijna constante stroom nieuws over vluchtelingen en ISIS. Ook ik kon daar niet onderuit. Het was bijna achtergrondgeluid geworden, verborgen in de gesprekken die ik met mijn klasgenoten en familieleden voerde, evenals de paniek die daarbij kwam. Hier in Suriname is het bijna een bijkomstigheid. “Parijs? Wat is er met Parijs?” vroeg een vriendin van me, Zarina. “Is dat niet dat ene ding op Facebook van een tijdje geleden?” Ik kon niets anders dan knikken en een beetje ongemakkelijk lachen. Misschien is ze met haar zestien jaar nog wat te jong om zich bewust te zijn van de staat van de wereld, dacht ik. Dus vroeg ik meer vrienden en kennissen naar hun mening over wat er in Europa gaande is. De antwoorden varieerden van “Ik weet niet, is er iets?” tot “We hebben onze eigen problemen” en “Kijk, neem nog een shot. Je bent duidelijk niet dronken genoeg”. Dus haalde ik mijn schouders ook maar op. Onze buren in Frans-Guyana hadden echter een hardere reactie, maar met meer familie in Parijs dan een doorsnee Surinamer valt dat ook wel te verwachten. Toch wilden ze er niet over praten. “Het is moeilijk,” zeiden ze. En daar lieten ze het bij. Verder hoorde ik twee weken lang niets over aanslagen, ISIS, of over de rest van de wereld. Pas op mijn laatste dag, een paar uur voor ik moest vertrekken, maakte mijn broer een opmerking. Buiten werd er vuurwerk afgestoken zoals ze dat al de hele week gebeurde. Sierlijke vonken en pagaras, lange slierten knallers met aan het eind kleine rode bommen. Het klonk als oorlog. Het klonk de hele dag als oorlog. De harde knallen vielen niet meer op. “Als we nu in Europa waren, was iedereen helemaal paranoia geworden.”
– Kristi Tjon-A-Fat
December is een maand waarin er flink gefeest wordt. In afwachting van het nieuwe jaar laat men zijn wildere kant zien, en dat telt minstens tweemaal in Suriname. Het begint al op de eerste van de maand, en gaat door tot de tweede week van januari. De Surinaamse studenten in Nederland trekken dan massaal terug naar huis, ook al is het maar voor twee weekjes. En daar hoorde ik dit jaar dus ook bij. Het weer was warm en benauwd, in tegenstelling tot de Nederlandse winter. Alsof de lucht op me drukte, en de vochtigheid mijn kleren doorweekte zonder dat ik erbij hoefde te zweten. Het regende keihard, grote druppels met een doorsnee van minstens anderhalve centimeter en een hoeveelheid die onwerkelijk lijkt. Regenbuien die alles in één keer wegspoelden, zelfs mijn schoenen die ene keer dat ik ze niet vast had gezet. Toch waren er straatfeesten, tientallen per week, waar men vastberaden op af ging. Van alle shit die er in de wereld gebeurde merkte ik niet veel. Het enige dat langskwam waren klachten over het dalen van de waarde van de Surinaamse dollar. “Alles is nu duurder,” zeiden de feestgangers steeds weer, maar er werden toch flessen alcohol en hele kersthammen gekocht. En nieuwe kleding om mee te pronken als de eigenlijke feestdagen er eindelijk waren. De echte vakantiegangers, voor het overgrote deel Nederlanders, keken een beetje verdwaald rond als men begon over de politiek. Zij zijn gewend aan een bijna constante stroom nieuws over vluchtelingen en ISIS. Ook ik kon daar niet onderuit. Het was bijna achtergrondgeluid geworden, verborgen in de gesprekken die ik met mijn klasgenoten en familieleden voerde, evenals de paniek die daarbij kwam. Hier in Suriname is het bijna een bijkomstigheid. “Parijs? Wat is er met Parijs?” vroeg een vriendin van me, Zarina. “Is dat niet dat ene ding op Facebook van een tijdje geleden?” Ik kon niets anders dan knikken en een beetje ongemakkelijk lachen. Misschien is ze met haar zestien jaar nog wat te jong om zich bewust te zijn van de staat van de wereld, dacht ik. Dus vroeg ik meer vrienden en kennissen naar hun mening over wat er in Europa gaande is. De antwoorden varieerden van “Ik weet niet, is er iets?” tot “We hebben onze eigen problemen” en “Kijk, neem nog een shot. Je bent duidelijk niet dronken genoeg”. Dus haalde ik mijn schouders ook maar op. Onze buren in Frans-Guyana hadden echter een hardere reactie, maar met meer familie in Parijs dan een doorsnee Surinamer valt dat ook wel te verwachten. Toch wilden ze er niet over praten. “Het is moeilijk,” zeiden ze. En daar lieten ze het bij. Verder hoorde ik twee weken lang niets over aanslagen, ISIS, of over de rest van de wereld. Pas op mijn laatste dag, een paar uur voor ik moest vertrekken, maakte mijn broer een opmerking. Buiten werd er vuurwerk afgestoken zoals ze dat al de hele week gebeurde. Sierlijke vonken en pagaras, lange slierten knallers met aan het eind kleine rode bommen. Het klonk als oorlog. Het klonk de hele dag als oorlog. De harde knallen vielen niet meer op. “Als we nu in Europa waren, was iedereen helemaal paranoia geworden.”
– Kristi Tjon-A-Fat