publicationessaypodcastinterviewvideoblognewsonline coursespeopleAPRIA
Tessa van Rooijen (foto: Wouter le Duc)

Interview Tessa van Rooijen

ArtEZ Alumna Creative Writing

interview by Maja Brouwer – 15 February 2021
Het percentage vrouwen dat prominent aanwezig is in de
media is even groot als het percentage vrouwen dat
verkracht zal worden.

Het is moeilijk om ergens voor te gaan staan wanneer ik
’s nachts over straat moet. Ik trek een deken over mijn hoofd
om in de veiligheid van mijn eigen lichaam op zoek te gaan
naar hoe dat werkt, ergens voor gaan staan.

Witte mannen vind ik het allerengst. De ruimte die ze
innemen, de privileges waar ze zich in vast hebben gebeten.
Ik voel mijn handen klam worden, vervlecht mijn vingers met
mijn sleutelbos, de sleutelhanger van een Schotse hooglander,
zijn scherpe houten hoorns.

Ik wil deze bundel schrijven om naar het hoofd van
Thierry Baudet te smijten. Ik wil deze bundel schrijven om
op te dragen aan de lesbische circulaire samenleving waar
ik en mijn vrienden van dromen.
Als het moet zal ik het patriarchaat op mijn lichaam laten
tatoeëren en mijn eigen huid openscheuren om het te
laten stoppen.


Bovenstaande tekst is het voorwoord van Prooidier waarmee Tessa van Rooijen afstudeerde aan de opleiding Creative Writing aan ArtEZ en waarmee zij in oktober 2020 winnaar was van de Nieuwe Types Afstudeerprijs voor het beste afstudeerproject van een Nederlandse of Vlaamse schrijfopleiding. De bundel is een combinatie van gedichten en collages over vervreemding, lichamelijkheid, verbinding met anderen, queer-zijn en feminisme. Thema’s die aansluiten bij de onderzoekslijnen van ArtEZ studium generale. Daarom zijn wij erg blij om twee gedichten uit Prooidier te mogen publiceren. Lees hieronder een interview met Tessa van Rooijen en lees hier twee gedichten uit Prooidier (vormgegeven door Corine van der Wal).
Kan je iets vertellen over hoe je de afgelopen jaren, tijdens je studie Creative Writing aan ArtEZ, je eigen stem en stijl hebt gevonden?
‘Dat was best wel een zoektocht. Ik kwam net van de middelbare school toen ik aan Creative Writing begon en ik wilde eigenlijk vooral proza schrijven. Ik moest sowieso heel erg wennen aan het idee dat ik op de kunstacademie was aangenomen; ik voelde me er in het begin helemaal niet thuis. Naarmate ik verder in de opleiding kwam, en me meer op mijn plek ging voelen, durfde ik ook meer te experimenteren en het beeld van mezelf als prozaschrijver los te laten. Qua thematiek stopte ik met enkel naar binnen kijken en schrijven over de dingen die ik kende. Ik ging me meer verdiepen in klimaatverandering en feminisme, waardoor mijn werk meer geëngageerd werd.
In het derde jaar hadden we een half jaar vrije ruimte om zelf onderzoek te doen, en deze periode heeft mijn manier van maken veranderd. Vanaf dat moment begreep ik zelf wat voor werk ik wilde maken en hoeveel vrijheid ik daarin kon nemen. Mijn project werd uiteindelijk een website met interviews en stukken uit mijn onderzoek, en een serie kopjes met tekst erop geglazuurd. Allemaal rondom het thema ‘incels’ en de vraag of we recht hebben op liefde.’

Het patriarchaat en het niet voldoen aan de patriarchale droom/norm is een onderwerp dat vaak terugkomt in je gedichten. Kan je daar wat meer over vertellen?
‘De boosheid hierover begon met een essay dat ik voor filosofie schreef over queer-representatie in de Nederlandse literatuur. Tijdens het schrijven van dit essay kwam ik een verhaal tegen dat ik in groep 8 had geschreven. De opdracht was om een verhaal te schrijven over je toekomst, 35 jaar later. Ik schreef over een huis in Amsterdam, een man, twee honden en drie kinderen. Ik had een baan, daarnaast schreef ik aan een boek en ik deed alles in het huishouden. Het lezen van dit verhaal maakte me zo boos en tegelijkertijd zo verward over mijn toekomstbeeld van toen. Ik zat als tiener zo vast in het idee van wat mijn leven moest worden, dat ik signalen miste over mijn eigen queer zijn. Dat ik op vrouwen val weet ik pas sinds mijn achttiende. Inmiddels wil ik niet meer terug naar de Randstad, en wil ik eigenlijk geen man of kinderen.
Daarnaast las ik het essay Compulsory Heterosexuality and Lesbian Existence van Adrienne Rich. Ik denk dat een concept als compulsory heterosexuality ook voortkomt uit de ideeën waar we mee op groeien in het patriarchaat. Queer zijn in onze samenleving is niet de norm en de meeste kinderen groeien niet op met het idee dat dit een optie is. Dit zijn dingen die me heel boos maken, omdat ik zou willen dat het idee van een toekomst niet zo vast zou staan.

Was er tijdens je studie voldoende aandacht voor de nog altijd niet gelijkwaardige positie van vrouwen in de kunsten? Werden er genoeg vrouwelijke rolmodellen en voorbeelden besproken?
‘Nee. In ieder geval binnen het curriculum zelf niet. Ik denk dat we relatief veel witte mannen lezen. Ik heb ook eigenlijk niemand ooit iets horen zeggen over de scheve verdeling in wie er prijzen winnen (en überhaupt genomineerd worden).
Ondanks dat zijn er wel leraren op de opleiding die ik zelf zou bestempelen als vrouwelijke rolmodellen, en er waren ook genoeg docenten die goede vrouwelijke voorbeelden aandroegen. Zonder Maartje Smits (docent Transmedia en de begeleider van mijn afstudeerwerk) had ik Adrienne Rich waarschijnlijk niet zo snel ontdekt, en haar werk is heel belangrijk voor mij geworden. Dus ik denk dat het wel te vinden is maar er nog wel een stap gezet mag worden om dit ook onderdeel te maken van het curriculum, om het een structureel onderdeel te maken van de opleiding. Ik denk dat meer aandacht geven aan vrouwelijke rolmodellen ook een onderdeel is van een veilige plek creëren voor iedereen, en ik denk dat daar te weinig aandacht voor is binnen de opleiding überhaupt.’

Daarnaast is lichamelijkheid is een belangrijk thema in je werk, ook in de twee gedichten die wij van je publiceren. Kan je daar wat meer over vertellen?
‘Lichamelijkheid heeft altijd een rol gespeeld in mijn werk. Of in ieder geval de afwezigheid ervan. Ik kreeg vaak als feedback terug, vooral aan het begin van mijn studie, dat mijn personages geen lichamen leken te hebben. Een leraar raadde me aan om op een sport te gaan, dus dat is wat ik ging doen. Ik ging op dansles en daarna volgde ik iedere week yogalessen. Mijn schrijven werd ook een onderzoek naar mijn lichaam. Ik kwam erachter dat de absentie van mijn lichamelijkheid niet kwam door mijn inactiviteit, maar doordat ik last heb van dissociatie, waardoor het soms voelt alsof mijn lichaam geen onderdeel van mij is. Dat is iets wat me fascineert, iets wat ook niet zomaar weg zal gaan en iets waarvan ik me dus ook bewust moet zijn als ik schrijf. Ik denk dat ik dit gebrek in mijn schrijven heb gethematiseerd, om er zo bewust mee om te gaan en ook op zoek te gaan naar wat dat dan betekent; lichamelijkheid en aanwezig zijn in een lichaam. ’

Je gedichten getuigen, naast boosheid en strijdlust, ook van humor. Is humor een effectieve manier om iets over te brengen?
‘Ik denk het wel. Ik zou er denk ik heel slecht tegen kunnen als alles altijd maar serieus zou moeten. Ik vind het leuk om te kunnen spelen en te onderzoeken. Ook al schrijf ik over systemen en zie ik een hele hoop dingen in de wereld die volgens mij veel beter zouden kunnen, wil ik niet dat mijn werk loodzwaar voelt. Ik vind het fijn om een balans te vinden, vandaar ook dat er veel natuurbeelden voorkomen in mijn werk, om de kalmte en de boosheid naast elkaar te zetten. Humor heeft dezelfde functie in mijn werk, om de serieusheid in balans te brengen. Ik vind het wel fijn als teksten ook een beetje vreemd of grappig kunnen zijn.’

Wie of wat zijn je inspiratiebronnen?
‘Zoveel om op te noemen! Ik heb laatst Carmen Maria Machado ontdekt en ik denk dat zij een grote inspiratiebron gaat zijn voor komend werk. Ik lees graag de poëzie van Adrienne Rich, luister graag naar Florence + The Machine, Maggie Rogers en Hayley Williams, en kijk graag films van Ghibli. Ik hou ook erg van het werk van Ali Smith en Olga Tokarczuk. Laatst las ik De vegetariër van Han Kang opnieuw en dat boek laat me ook niet meer los. Maar ik denk dat ik ook veel inspiratie haal uit plekken waar ik niet snel zou zoeken. In mijn afstudeerwerk komen bijvoorbeeld ook zinnen uit nummers van Taylor Swift of My Chemical Romance terug, die ik eerder guilty pleasures dan inspiratiebronnen zou noemen. ‘